279 Gedurende de laatste dagen van Mei werd de Boerenpositie bij Langsnek voortdurend krachtig door marinegeschut onder vuur genomen, terwijl de federalen niet nalieten het Britsche kamp met gelijke munt te betalen, tevens met aandacht de uit gezonden vijandelijke patrouilles observeerende met dat gunstig gevolg, dat een dezer hun bij Heidelberg in handen viel. Den 3en stelde Buller een wapenstilstand voor, nadat zijne po gingen om den adjunct-generaal Christiaan Botha tot onderwer ping te overreden, mislukt waren. Toen deze op den Langsnek gesloten wapenstilstand in den avond van den 6en verstreken was, werd de strijd aan weerszijden met hevigheid voortgezet. De Boeren op den Langsnek en Pogerani hielden bovendien nog bij Utrecht eene heuvelreeks met 1600 man bezet, zoodat eene omtrekking hunner hoofdstelling van die zijde tijdig kon worden gemeld en belet. Een hevig artillerieduel had den 7™ van 's morgens 9 tot 10 uur tusschen het zware geschut van beide partijen plaats. Het was door de Engelschen geopend om een aanval op den van Wijksheuvel, welke later op den dag werd gedaan, voor te be reiden. Deze attaque, uitgevoerd door de 10e brigade en de South African Light Horse, werd door Talbot-Coke met succes geleid. Veel tegenstand boden de Boeren niet, zoodat de Britten ten koste van slechts 4 dooden en 13 gewonden meester werden van de positie. Dienzelfden dag nog maakten zij een aanvang met het opstellen van twee 12 H1'8. (scheepsgeschut) en twee 4.7" kanonnen op den van Wijksheuvel, zoomede van twee 5" kanon nen op den Zuidwestelijken uitlooper van den Inkwelo. Uit deze positie werd den 8en de stelling der Boeren in den Botha's pas weder onder vuur genomen, waarna generaal Hildyard ten aan val oprukte, de federalen in beide, flanken wist te komen en hen zoodoende dwong deze positie prijs te geven. Het verlies der Engelschen was wederom zeer gering, slechts 3 dooden en 13 gewonden. Buller, die hoopte thans beter in staat te zijnde Boeren van den Langsnek te verdrijven, gaf zeer hoog op van de natuurlijke sterkte der veroverde positie en van die harer bezetting, welke volgens hem 2500 man moest hebben bedragen. Intusschen bestond er werkelijk zooveel reden niet om de ontruiming dier positie aan de kracht zijner wapenen toe te

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 293