289 met een „Krach" zal eindigen, doch tot zoolang moeten wij wach ten want de Hollander moet, zooals altijd, eerst zien tot hoever het gaan zal! 1) Gij vraagt verder, „waarom de zaak niet officieel geëntameerd." Dit geeft mij gelegenheid om te wijzen op het verkeerde proef- en rapporteersysteem bij ons Leger in gebruik. Gedurig komen er verzoeken in om advies of voorlichting om trent de meest verschillende of zelfs onbeduidende zaken, b.v. omtrent kapotjassen droge sambals schoenen, hemdskragen brugsbont, uniformknoopen, centraalkeukens, reglementen, en nog veel meeren even gedurig stroomen de adviezen het D.v.O. bin nen. Nu is men in ons leger er nog steeds niet van doordrongen, dat men een goed officier kan zijn zonder nog juist bevoegd te zijn tot het organiseeren of het uitvinden van het een of ander, neen iederwien dat gevraagd wordt, geeft advies. Indien nu nog een bataljonscommandant op eene wetenschappelijke bijeen komst het gevraagde te berde bracht en na gezamenlijk debat eene conclusie opmaakte; dan wel, hij erkent over het gevraagde nimmer zijn gedachten te hebben laten gaan, waarom hij een der officieren, die meent het onderwerp meester te zijn, uitnoodigt een volgenden keer een advies te willen uitbrengen (waarop dan de andere heeren critiek kunnen uitoefenen) dan zouden er meer waarborgen zijn, dat een doordacht rapport werd ingeleverd. Of, indien niemand bij het korps zich kan warm maken over het gevraagde onderwerp, als zijnde van te weinig belang of uitslui tend de Intendance aangaande, welnu, dat dan ruiterlijk erkend worde: „dat er bij het korps moeilijk een degelijk advies over het gevraagde kan worden uitgebracht," dan zou dit het aantal ant woorden, doch ook het aantal vragen zeer beperken, en dit laatste is wel noodig. „Minder vragen, meer doen"! zou de leus van het D.v.O. moeten zijn. Hoe is echter de toestand nu?„H. H. compies. commandanten worden verzocht mij tegen den zooveelsten een rapport in te dienen omtrent" zoo staat er in de orders. De kapiteins con- fereeren dikwijls niet eens met elkander en rapporteeren ieder wat zij ervan denken (of wat een ander ervan denkt) en zoo 1) In de laatste tijden wijzen vele feiten er op, dat men in Regeeringskringen meer geld voor militaire zaken over heeft. Redactie. Dl. I, 1901. 20

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 303