294
stemming met de natuurlijke gesteldheid van het land en met
de gewoonten van de troepen, die aan hun leiding waren toe
vertrouwd, gebracht.
Maar de aan die samenstelling en aan de bewapening onaf
scheidelijk verbonden nadeelen springen in het oogde militaire
gebeurtenissen stelden hen reeds in een helder daglicht en ze
zullen weer uit het verdere verloop van de operaties blijken.
Hieronder hopen wij hierop terug te komen.
II.
Wat hier ook van aan zij, en daarop willen wij slechts neer
komen de feiten, die zich thans voordoen, verdienen in hooge
mate de aandacht van alle cavaleristen, die in de toekomst en in
het succes van hun wapen belangstellen.
Wat ook de einduitslag van den krijg moge zijn, de eerste over
winningen van de Boeren en dit lijkt onbetwistbaar zijn te
danken geweest aan hun handigheid in het schieten, gepaard aan
hun groote bewegelijkheid.
Dit is een machtig argument voor onze stelling, dat de voor
uitgang in de bewapening aan de cavalerie, nog meer dan aan
de andere wapens, een algeheele wijziging in zijn tactiek op
legt en dat die wijziging op het ruimste en best beredeneerdste
gebruik van dat machtige werktuig het vuurwapen gericht
moet zijn, waarmee men haar begiftigd heeft.
Tegen haar tegenstandster de cavalerie alleen, zal zij thans,
evenals vroeger, in den schok met het blanke wapen, haar op
treden moeten zoeken, behalve in enkele bijzondere gevallen,
of „bij een numerieke minderheid" 1).
De aanvallen op artillerie zullen eveneens meestentijds een
afleggen in zeer snellen gang over een grooten afstand, een on
verwacht optreden en een onmiddellijk aangrijpen noodzakelijk
maken, hetgeen het paard slechts kan verschaffen.
De strijd met deze twee wapens laat dus nog een schoone
gelegenheid open aan de sabel, de lans, aan duizelingwekkende
gangen, aan charges en handgemeen. Maar behalve in geheel
1) Dim bij onze Indische cavalerie, die te zwak is om op vijandelijke cavalerie te attakee-
ren, wil zij niet reeds na de eerste weken, welke ook de uitslag van dien aanval moge
zijn, door verlies aan paarden en manschappen nog zwakker dan bij het eeiste optreden
wezen, (W.)