297
van de meeste hunner pogingen bij den tegen-aanval. Dit ar
gument is zeer zeker niet zonder grond.
Wij zullen niet zoover gaan om nog een bajonet voor onze
cavaleristen te verlangen. Men zou ons dan en met reden
kunnen verwijten, dat wij hen in levende wapenmagazijnen zouden
willen veranderen, en men zou dan nog wel kunnen aanraden nog
een klein revolverkanon te paard mede te voeren. Het inyoeren
van zulk een aanvullend wapen is overigens volkomen onnoodig.
In de toekomstige oorlogen en met de tegenwoordige bewape
ning immers, zal de hevigheid van het vuur zoodanig zijn, dat
het voorkomen van den aanval met de bajonet tot de zeldzaam
heden zal behooren. Of de aanval zal mislukken voor bet stor
men wordt ingezet, of de verdediger zal genoodzaakt zijn zijne
stelling bijtijds te ontruimen, zonder het gevecht met het
blanke wapen af te wachten. En dit laatste geval zal bij de offen
sieve gevechten der cavalerie alleen dan kunnen voorkomen,
wanneer—en dit herhalen wij nog eens—zij belangrijk de sterkte
van den verdediger, zwakke infanterie- of cavalerie-afdeelingen,
overtreft.
Maar laten wij niet op dit punt aandringen, ja het denkbeeld
van het offensieve voor het oogenblik zelfs geheel loslaten. Behou
den wij slechts het vuren, individueel of gezamenlijk op verschil
lende, eerder grootere dan kleinere afstanden, in ieder geval boven
de 3 a 400 M. en met buitengewone snelheid uitgevoerd op die
punten, waar de aanval voor de tegenpartij verrassend zal zijn.
Wij komen dan tot de stelling, door voorbeelden uit den Zuid-
Afrikaanschen oorlog gestaafd, dat in de meeste gevallen elke ca
valerie die krachtdadig op het gevechtsveld wil optreden tegelij-
kertijd gebruik moet maken van zijn karabijn met het oog op de
materiëele veroorzaakte verliezen, en van de verrassing met het
oog op hare groote moreele uitwerking.
Deze wijze van optreden zal haar bij het offensieve groot suc
ces verzekeren, en bij het defensieve haar beter, dan middels het
blanke wapen, in staat stellen, de vleugels van een gevechtsli
nie te beveiligen en ter gelegener tijd ernstig weerstand te kunnen
bieden aan iederen aanval door den vijand op die flank 1).
1) Wij herhalen nog eens, dat men niet moet vergeten, dat hier weer sprake is van
legers met groote afdeelingen cavalerie. (W.)