307
„Een Indisch officier". Als een treurig voorbeeld van do wijze waarop
de strijders over fusie hunne gevoelens blootleggen, citeeren wij(uit
het artikel van den S. d. B.)
„De aangehaalde woorden van mogen tevens strekken om een
„staaltje te geven, van de fijnevan de beschaafde en vooral van de wel-
willende wijze, waarop iemand uitdrukkingen gebruikt, die zichzelf noemt
„een loyaal strijderen zooals hij zelf zegt„in iviens karakter het volstrekt
niet ligtom scherp of onaangenaam' te zijn" en die nog daaraan toevoegt:
„dat hij zich zoo angstvallig heeft onthouden van overdrijving" „enz. enz1.
(Uit 's opstel)
„Welnu, zulke „wrange", „venijnige"onbeschaamde"onwelwillende
„insinuaties den officieren en ambtenaren naar het hoofd te werpen, dat
„mag wel, maar ze nog gematigd „onbeschaamd oneerlijk" te noemen,
„dat mag niet, dat heet „wrang"„venijnig", „onbeschaafd"onwelwillend
Nogmaals: het is te betreuren.
Uit de heftigheid, waarmede gestreden wordt is o i. ook het incident
voortgevloeid, dat in zijn opstel verder bespreekt, n.l. het feit, dat de
S. d. B. uit de vraag van een Ind. Hoofdofficier aan den Hoofdredacteur
van de Mil. Spectator om den naam te mogen vernemen van „Een Ind.
officier" afleidt, dat op de Indische officieren pressie wordt uitgeoefend
om voor de fusie gunstige opstellen te weren.
Ook zonder 's verklaring zouden wij beter weten; en de Redactie
v h. I. M. T., die hierin bij uitnemendheid tot oordeelen bevoegd is, zal
in deze wel volkomen onze denkbeelden beamen.
Ten slotte het „moraliteitsbezwaar" waarbij de S. d. B. het Engelsch-
Indische Leger ter sprake bracht en waarover hem, naar het ons
voorkomt, terecht aanvalt. In een noot wendt zich meer direct
tot ons naar aanleiding van de boekbeschouwing in de September afle
vering v/h. I. M. T. Wij beweerden daar „Wel degelijk, „nieuwe tijden,
nieuwe zeden" en om te bewijzen, dat het verleden ook voor het offi
cierskorps niet mag strekken voor de beoordeeling van het heden en nog min
der van de toekomst, deden we een greep en noemden het Societeitsbezoek
wij hadden evenzeer iets anders kunnen noemen, bijv. het alcoholgebruik.
meent alle verbetering van den invloed aan de Europeesclie
vrouw te mogen toeschrijven; met allo respect voor het schoone geslacht
meenen wij ook den tijdgeest daarnaast te mogen stellen.
H.
Bulletin ran het Koloniaal Museum te Haar
lem No. 23. November 190». Amsterdam. J.
H. de Büssy.
Met een enkel woord zij hier gewezen op deze belangrijke uitgaven