312
ons Barre en Koolemans Beynen reeds met hunne handleidingen, en Bran
denburg met zijn gids tegenwoordig den weg wijzen.
Toeh moeten wij de geboorte van deze jongste zuster onder de hand
leidingen met vreugde begroeten, omdat ook zij hare goede vruchten in
meerdere kennis van en levendiger belangstelling in het militair recht,
zeer zeker zal afwerpen, want daartoe vertoont zij alle symptomen. Trou
wens de namen van hare beide vaders horribile dictu!waarborgen ons
goed, degelijk werk, en al moge dit niet zooals de uitgever ons meedeelt
in het leven geroepen zijn met een wetenschappelijk doel, veeleer uit een
practisch oogpunt, het geeft toch blijken van grondige studie.
Het werk verschijnt eerst in afleveringen, waarvan er nu vier het licht
gezien hebben; daar het geheele werk uit 18 vel zou bestaan, en elke
afl. 3 vel inneemt, zoo zal volgens Bartjes, met de 6e afl. het geheel vol
tooid zijn, en als men nu nog weet, dat elke afl. op 50 cent is geprijsd,
kan een ieder voor zich nagaan, waarmede zijne rekening bij den boek
handelaar zal gedebiteerd worden, wanneer hij deze bestelling doet. Die
som zal hem dan niet van zijn voornemen behoeven af te schrikken.
De stof is in 12 hoofdstukken verdeeld, waarvan de 3 eersten buiten de
eigenlijke rechtspleging liggen.
Het geschiedkundig overzicht heeft ons zeer voldaan. In groote trek
ken deelen de samenstellers ons mede, hoe lang en sleepend tot op den
huidigen dag de lijdensgeschiedenis is van ons militair rechtwij krijgen
er medelijden mede als met eene ongeneeslijke zieke en voelen de ver
ontwaardiging in ons opgloeien over de zwakke pogingen van zijne dok
toren, om de kranke geheel te genezen, 't is alsof zij telkens weer te
rugschrikken voor het radicale, maar eenig afdoend medicijn, algeheele
herziening.
Ook het 2e hoofdstuk, „karakter van het militair strafproces", is goed
geschetst. De vergelijking tusschen het militair- en het civiel rechtsgeding
toont duidelijk de zieke plekken van het eerste aan. Ik voor mij zoude
alleen maar vreezen, dat een niet juridisch onderlegd persoon, tenzij die
knobbel „von Gottes Gnaden" sterk bij hem ontwikkeld is, er niet veel
van „snappen" zal.
Dit geldt m i. ook voor het 3e hoofdstuk, „de jurisdictie van den mili
tairen rechter". Het schijnt mij veel te uitvoerig toe, althans voor eene
„beknopte" handleiding, en daarom uit een oogpunt van de praetijkniet
zeer gelukkig; de wetenschap viert hier te veel hoogtij, zoodat de officier,
die het militair recht slechts voor de practijk behoeft, in dezen chaos van
gevallen en gevalletjes, licht verdwalen zal.
Of het disciplinair recht tucht- dan wel s tra 'recht is, dunkt ons woor
denspel. Een militair is lid van de beperkte militaire en van de alye-