313
meene 6w;^ermaatscliappij. Schendt hij de algemeene rechtsorde, dan wordt
hij geoordeeld door de tot handhaving hiervan, door het publiek gezag
ingestelde macht, in casu den krijgsraadis daarentegen veeleer de mi
litaire rechtsorde geschonden, dan treedt tot handhaving van die orde,
tucht geheeten, het militair gezag op: derhalve tuchtrecht, en dit wel
door den overtreder te straffen; dus ook straf recht. Uit de meening
der schrijvers, n.l. disciplinair recht is tuchtrecht, af te leiden, zooals ook
een ontwerp doet, dat: „algemeen aangenomen wordt, dat na eene
disciplinaire straf, een beroep op het „non bis in idem" niet opgaat" (pg.
90), dunkt ons wel wat boud gesproken.
Schrijvers zelf halen eene tegenovergestelde opvatting aan van nie
mand minder dan prof. Gr. A. van Hamel (pg. 89), terwijl wij hun nog
zouden willen wijzen op de zeer recent gebleken evenzeer aan de hunne
tegenovergestelde meening van het Ind. Hoog Mil. Gerechtshof 1).
Met het 4e hoofdstuk „wijze, waarop de strafzaak bjj den militairen
rechter aanhangig wordt gemaakt", begint de eigenlijke handleiding. Wij
hebben dit met genoegen gelezen, al kunnen wij niet in alles met de
schrijvers meegaan, bijv. niet met hunne beschouwingen omtrent de betee-
kenis, die aan de klacht moet gehecht worden; niet met hunne opvat
ting, dat bij ontdekking op heeterdaad geen voorloopig onderzoek mag
gehouden worden, zelfs geen advies van den Aud. Mil. ingewonnen 2).
Maar wij gelooven, dat de officier hierin veel zal vinden, wat hem van
groot nut kan zijn voor zijne wetenschappelijke vorming op militair straf
rechtelijk gebied.
Ditzelfde getuigen wij ook gaarne van het 5e en laatste hoofdstuk, ons
ter bespreking aangeboden, dat over „de informatie voor officieren-com
missarissen buiten en in de residentie van den krijgsraad", waarin ons
vooral heeft geboeid de 90 afdeeling over de praeventieve hechtenis.
Over de overige hoofdstukken gaarne later! Mr. B.
De rechtspraak over den militair in tijd
van vrede, door Mr. "W. C. Bosman. Uitg.
Alkmaar. Herm. Coster en Zn. 1901.
De heer Mr. W. C. Bosman te Alkmaar heeft den 29en October 1900
in het plaatselijk Natuur- en Letterkundig Genootschap „Solus Nemo
Satis Sapit" eene voordracht gehouden, die blijkbaar zoozeer voldeed, dat
hij werd aangezocht haar te publiceeren: zoo zag de verhandeling het
licht, die thans mijn aandacht vraagt.
1) S. D. 21 Dec. 1900 „Mil. Eeclit in N. I." pag. 121 en „Het Recht in N. I." Dl.
76 pag. 136.
2) Zie mijn tijdschrift 2e jaarg. pag. 141 en vgg.