315
Een ieder onzer, welke richting hij ook moge toegedaan zijn, zal het
nut inzien Tan pogingen om den soldaat te beschaven, te veredelen, hem
terug te houden van den drank, de ontucht, enz., in het algemeen van
het verhoogen van zijn zedelijk peil.
Op practische wijze zeiden wij zooeven, omdat wij al licht vreezen,
dat een vereeniging als de hier bedoelde op deze klip stranden zal. Voor-
loopig echter gelooven wij, dat hiervoor geen vrees behoeft te bestaan, nu
een man als kolonel Schoch zich aan het hoofd heeft gesteld.
Hoe levendig herinneren wij ons nog een detachoering onder zijne
orders in het kamp van Oldenbroek. Wat maakte hij toen op ons den in
druk van een flink, kranig Regimentscommandant. Imponeerend door zijn
meerderheid als officier, door zijn groote waardigheid als mensch en als
kameraad, want dat laatste was hij in den volsten zin des woords aan den
gezamentlijken diseh, waar hij medeleefde met de jongeren en door zijn bezie
lende, gloedvolle speechen veel er toe bijbracht om de stemming onder ons
allen hoog te houden. Onvermoeid werkzaam in de godsdienstige richting,
die hij zich mede als levenstaak gesteld had, zou hij nimmer andersdenken
den met zijne ideeën lastig vallen.
Kenschetsend, ter beoordeeling van de achting, die zijn officieren van
zoo geheel verschillende gezindten en denkbeelden hem, hun chef, toe
droegen, is zeker het feit, dat ons kort na onze aankomst in het kamp
overkwam, n.l. dat een oud in den dienst vergrijsd kapitein en een zeer
jong luitenant beiden ons kwamen verzoeken ons zoo eenigszins mogelijk
in de nabijheid van den kolonel te onthouden van het bezigen van „kern
achtige knoopen" in het discours. Hoewel de kolonel daarover stellig
geen op- of aanmerking zou maken, wisten zij, dat hem zulks onaange
naam aandeed en zij zagen hem gaarne daarvoor bespaard.
Uit de Vragenbusin de voor ons liggende aflevering blijkt ons, dat
het „Orgaan" der vereeniging ons spoedig antwoord zal geven o.a op de
twee volgende vragen
„Welk standpunt behoort de Christen-officier in te nemen ten opzichte
van het duel?" en
„Hoe is het mogelijk, dat een Christen vrijwillig dienend soldaat of
officier kan zijn?"
Met belangstelling zien wij de behandeling dezer vragen te gemoet.
Dat de nieuwe vereeniging bloeien moge en dat haar orgaan moge
blijken in een behoefte te voorzien, zij haar van harte toegewenscht.
Redactie.