328
maar moreelen moed, die, welke in een zuiver en welgevestigd
plichtsbesef schuilt; de omstandigheid, dat de soldaat oneindig
meer dan vroeger te oordeelen en toe te passen heeft, noodzaakt
ons om zijne verstandelijke vermogens meer te ontwikkelen;
de tegenwoordige richting van volksopvoeding, beoogende het ze
delijk vrijmaken van het individu, eischt eene andere opvatting
van tucht en wat daarmede in verband staat; het aanhoudend
ter sprake brengen van de moraliteit in het Leger in dagbladen
en tijdschriften (helaas, niet altijd degelijk en met kennis van
zaken), dwingt ons, om van die volksstemming gebruik te ma
ken om het Leger met hare natie waaruit het voortkomt en waar
voor het te strijden heeft, meer één te doen zijn allen zooveel
redenen te over om den man voortaan niet meer voor soldaat
te drillen, maar te vormen en op te voeden, en dit op zedelijken
grondslag. Geen machines meer, die behandeld, maar menschen
die geleid moeten worden, en aan ons officieren, om deze veran
derde en zooveel zeggende taak uit te voeren
Schoon klinken de slotwoorden van Rido (Ind. Mil. tijdschrift
1896 No. 11) waarin hij ons opwekt tot zedelijke vorming van den
soldaat. Er trilt daarbij iets in ons gemoed, want terwijl wij de
waarheid begrijpen van hetgeen hij zegt, voelt ons hart de waarde
er van. Maar, en hier wilden wij op komen, kunnen wij zijn raad op
volgen; kunnen wij den man opvoeden, leiden, vormen Dat wij
het moeten is reeds meermalen gezegd, o. a. „een troepenofficier"
heeft het in dit tijdschrift ruiterlijk bekend. Dat wij het willen,
daarvoor staat ons de ernst en toewijding van het officierskorps
borg, maar dat wij het kunnendit vermeenen we op grond van
onze ondervinding te mogen betwijfelen, want daarvoor zouden
we opvoedkunde moeten bestudeeren. Menschen zedelijk te vor
men behoort tot het gebied van deze wetenschap, en diegeen onder
ons, die meent dat het verkrijgen van die kennis gemakkelijk is,
verwijzen wij naar de uitgebreide wetenschappelijke lectuur over
dit onderwerp, en, als hij vader is, naar zijne eigene ondervinding.
Men meene niet, dat opvoedkunde alleen voor kinderen bestaat.
De vorming van den mensch duurt van de wieg tot het graf. Yoor
onze rekening komt alleen het tijdperk van de jongelingsjaren en
dat van den mannelijken leeftijd, en daarvan slechts datgene, dat
noodig is, om den jongeling tot een bruikbaar soldaat te vormen.