335
Deze oogenblikkelijke, meer zelden voorkomende veranderingen
noemt men, de bijzondere toestanden der ziel.
Wanneer de beelden, die onze ziel opneemt of verwerkt, betrek
king hebben op het goede, het ware of in 't algemeen op het
verhevene, dan is de verandering van toestand hierdoor gewekt,
hooger gevoel. De hoogere gevoelens worden onderscheiden en
benoemd naar de beelden, die het gevoelen doen ontstaan. Zoo
behooren vaderlandsliefde, zedelijkheids-, waarheids-, schoonheids
gevoel, sympathie, enz. daartoe.
Het hooger gevoel kan slechts bestaan bij betrekkelijk goed
ontwikkelde menschen, omdat het, afhankelijk als het is van den
inhoud der zielebeelden, naast een grooteren rijkdom, een heldere
en scherpe voorstelling dier beelden vereischt. Het is daarom
nauw verwant aan het denkvermogen. Daar we in onze fuse
liers geen hoogen trap van ontwikkeling kunnen veronderstel
len, en wij niettemin bij hen enkele beelden van hooger gevoel,
als zedelijkheidsgevoel, eigenwaarde, kameraadschap, enz. duide
lijk moeten doen opnemen, blijft slechts over hun denkvermogen
te ontwikkelen, waardoor de beeldenschat hunner ziel in dien
zin vergroot, en tevens de voorstelling der beelden van dat hoo
ger gevoel duidelijker wordt.
Bij de behandeling van het begeer- of wilvermogen zal straks
blijken, dat we onder geestdrift de hevige begeerte naar het goede,
het verhevene, dus naar hooger gevoel, verstaan. Door derhalve
geestdrift te wekken, kan mede dat hooger gevoel, zoo noodig voor
den man, worden aangekweekt en vermeerderd.
In verband met hetgeen wij hier over het gevoel hebben ge
zegd, zal het duidelijk zijn, dat dit met het lichamelijk gevoel niets
uitstaande heeft. Men voelt den slag (d. w. z. het lichaam voelt
dien) en daardoor voelt men zich vernederd (d. w. z. de ziel onder
gaat eene verandering van toestand, gewekt door het voor haar
onaangename beeld der vernedering).
Het begeer- of wilvermogen.
De derde uiting van ons zieleleven is het streven om een toe
stand, die door eene verandering of verwerking van beelden ont
staat, te doen voortduren dan wel weer te voorschijn te roepen
wanneer die toestand aangenaam, of te doen eindigen of de her-