341 we het nietDe jonge plant het kind behoeft groote toewij dende zorg, zal zij in de gewenschte richting opgroeien, maar, omdat zij nog jong is, gaat het buigen gemakkelijk. Doch is eenmaal die plant tot jonge boom opgeschoten, dan zal toewij dende zorg alleen niet voldoende zijn. Het buigen gaat lasti ger, vooral als reeds aan de plant, toen zij nog jong was, te veel gelegenheid werd gegeven om in 't wilde uit te botten. Dan zal men verstand moeten hebben van eiken boom afzonder lijk, opdat men wete waar hij gebogen kan worden, en waar hij wellicht gesnoeid kan worden. Onze vergelijking latende varen, onze soldaat is wel mensch maar geen kind meer. Wij zagen het reeds, een aanmerkelijk deel van zijne toevallige opvoeding heeft hij achter den rug, en ook opzettelijke opvoeding genoot hij reeds in meerdere of mindere mate. Wat heeft die tweeërlei soort van opvoeding van hem gemaakt? Moeielijk hierop een antwoord te geven, eigenlijk eene onmogelijkheid. Wij kunnen niet meer dan het type geven en dat is, in denkvermogen wei nig ontwikkeld, in gevoelvermogen nog niet ontbolsterd, in wil- vermogen nog zonder stuur. Het is de man uit het volk, mits dien met alle deugden en ondeugden van dat volk. De strijd voor 't bestaan voor het volk tegenwoordig zeer hard niet zoozeer geestdrift voor groote daden of liefde voor onze koloniën bracht hem tot ons. 's Levens rampen hebben nog geen vat op hem ge had, vandaar veel vroolijkheid, die zonder stuur van wilvermo- gen dikwijls uitgelatenheid wordt, wanneer zucht tot opwekking hem doet te buitengaan aan sterken drank. Zijn grootste ondeugd is onmatigheid, zijn grootste deugd rondheid. Het ruwe trekt hem meer aan dan het gepolijste. Hij is niet verlegen, waarom hij niet zelden schijnt brutaal te zijn. Hij is vatbaar voor indruk ken: door op zijn gevoel te werken kan men een lam, door zijn geestdrift te wekken een held, door een onrechtvaardige of on- menschkundige bejegening een woestaard van hem maken. Hij kan lezen, maar niet vlot, en wat hij leest begrijpt hij niet altijd goedhij kan schrijven, maar slechts zóóveel om zijn handtee- kening te kunnen „teekenen" op engagementsacte of premiestaat; hij kan rekenen, maar niet meer dan om den sergeant-majoor te controleeren bij de uitbetaling zijner soldij. Ziedaar het type. Daar zijn er, die intellectueel en moreel hierboven, ook nog die

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 357