349 beschikt. Toch moet er hier op gewezen worden, dat dit talent te weinig bij ons beoefend wordt. Niet alleen bij het onder wijs, maar bij een massa andere gevallen komt het den officier te stade, dat hij door een bezielende toespraak zijne manschap pen weet op te wekken. Vooral wanneer het denkvermogen weinig bij iemand ontwikkeld is, zal deze zich te spoediger la ten medeslepen door woorden, die tot zijn gevoel spreken. Het komt daarom niet zoozeer aan op mooie woorden en fraaie zins wendingen, maar wel op die woorden en die zinnen, die de man bij intuïtie begrijpt, dus die, welke tot zijn gevoel, zijn hart spre ken. Daarom is de hier besproken leervorm door het woord ei genlijk de eenige, die met kans van slagen kan worden toege past bij die onderwerpen, welke in nauw verband staan met het gevoel- en begeervermogen. Zoodra wij willen beginnen met dat, wat zoo herhaaldelijk, niet het minst in dit tijdschrift, werd be sproken, n.l. zedelijke vorming, kunnen wij noode de gave van het woord vooral het juiste woord missen. Al die onder werpen, welke we zoo gaarne behandeld zagen en die betrekking hebben op het gevoel- en begeervermogen, (een helder begrip ge ven van b. v. vaderlandsliefde, gehoorzaamheid, plicht, enz. enz.) die onderwerpen dus, welke het onderwijs formeel maken, vor deren van den onderwijzer, dat hij zich gemakkelijk en duide lijk dus in gekuischte soldatentaal weet uit te drukkendat hij dit bedaard kan doen, opdat niet alleen de klanken worden opgenomen, maar ook voor de bewustwording der beelden gezorgd wordedat hij dit aangenaam kan doen, zoowel wat den toon als wat den inhoud betreft, daar anders de opmerkzaamheid, en hiermede de tucht waarover later verdwijntdat hij dit levendig kan doen, door afwisseling van stof, en eindelijk dat hij het aanschouwelijk kan doen door gelaatsuitdrukking en'ge- baren, opdat de schildering der zaken eveneens levendig en aan schouwelijk zij. De tweede wijze om den mededeelenden leervorm door het woord toe te passen bestaat, zooals reeds gezegd werd, in het spreken van den onderwijzer, afgewisseld door vragen. Deze wijze komt ons de meest geschikte voor bij onze theorieën. Ten eerste, omdat men kan verwachten, dat elk officier en de meeste onderofficieren de macht van het woord daarvoor voldoende bezitten, en ten tweede

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 365