361 over het te vaste aansingelen. Krachtig moet het onzinnig vaste aansingelen worden tegengegaan, dat vele minder goede ruiters toepassenvan elke rust wordt door hen gebruik gemaakt om de singels nog eenige gaten aan te halen. Duidelijk is het, dat de singel- en zadeldrukkingen hierdoor zeer in de hand worden gewerkt. 2de. Draagpaarden a. Aan de basis van en op de schoft. Met verwijzing naar 32 van de G-eleiderschool, 2de. gedeelte, kan hierbij de zelfde redeneering worden gevolgd als ad I. sub b. De eisch, dat de voorboom 2 d.M. achter de schoft moet komen, is niet te rijmen met het plaatsen van den bok midden op den rug. Volgde men alleen den eersten eisch (2 d.M. achter de schoft( dan zou bij vele paarden de bok zelf te ver naar achteren komen. b. Op den rug ter weerszijden van de wervelkolom. Hoewel de stegen van het draagtuig beter zijn geconstrueerd dan die van het draagtrektuig, komen toch drukkingen voor. Deze zul len voor een groot deel moeten worden toegeschreven aan het niet behoorlijk behandelen van de deken en het te vast aansingelen. Niet te streng kan er worden gelet op het leggen van de deken, die verscheidene malen gevouwen zijnde, bij eenige onachtzaam heid al gauw op de draagvlakte rimpelt of onreinheden als stroo, houtsplinters, enz., medeneemt. Het opheffen van de deken na het plaatsen van den bok, evenals bij het draagtrektuig is aangegeven, verdient ook hier aanbeveling. c. Op de lendenen en de lendenwervels. Zie ad. I. sub. d. d. Singeldrukkingen. Zie ad. J. sub. f. e. Borst- en broekschavingen. Deze komen bij draagpaarden weinig voor; enkele voorko mende broekschavingen zijn veelal toe te schrijven aan het te laag hangen van den broek en zullen niet voorkomen indien men 33, 2de. alinea van de Geleiderschool, 2de. gedeelte, volgt. Tot slot nu nog enkele algemeene opmerkingen. Beschouwen wij ons draagtrektuig bij opgeladen muildieren, zoo zien wij, dat bij het eerste en tweede muildier de last zeer hoog ligt, zoodat het zwaar-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 377