379
tot de geschiedenis behooren, maar bovendien zegt hij ons, dat
liet toch zoo erg gemakkelijk is onze nog bestaande koloniën,
waarvan het bezit voor een ieder zoo gewenscht moet zijn, te
vermeesteren. In den tegenwoordigen tijd, nu alle groote mogend
heden in het koloniaal bezit een uitweg zoeken voor hunne han
delsproducten en hunne overbevolking en de een uit wantrouwen
bij den ander niet achter wil blijven, heeft dit oordeel zeer zeker
hooge waarde.
Juist had ik het hier bovenstaande voor ons tijdschrift te neder
geschreven, toen ik het December nummer van de Revue de Dar
mee beige ontving, waarin onder het hoofd: „Une appréciation
allemande sur la valeur de la puissance militaire et navale de la
Hollande" wordt medegedeeld, dat ook de Deutsche Tageszeitung
No. 439 van 19 September 1899 zijn oog op onze strijdkrachten
heeft laten vallen. In dit stukje van de Deutsche Tageszeitung
worden ongeveer dezelfde denkbeelden verkondigd als in de Jahr-
bücher. Er staat nl. ongeveer het volgende geschreven:
„Wanneer men de voorbereiding van de Nedeiiandsche land
den zeemacht tot den oorlog nagaat, is het op het eerste gezicht
„duidelijk, dat Nederland afgescheiden van zijne volledige afzon-
„dering en zijn politieke onverschilligheid, het behoud van zijn
„onafhankelijkheid en het bezit van zijne koloniën slechts te dan-
„ken heeft aan het toeval en aan gelukkige omstandigheden. Zijn
„vloot en zijn leger, die, wat de sterkte betreft, geenszins te
„beschouwen zijn als een „quantité negligeable", moeten geheel
„onbekwaam worden beschouwd om met vrucht zelfs Nederland
„alleen en dus nog minder zijne uitgestrekte koloniën tegen een
„Europeesche mogendheid te beschermen of te verdedigen.
„Hoewel de Hollanders altijd een groote vrees gehad hebben
„voor de Duitsche militaire oefening, die zij geheel ten onrechte
„beschouwen als een toonbeeld van slaafsche onderworpenheid,
„zal de plicht om hunne onafhankelijkheid te bewaren,hen wel-
„dra dwingen om terug te komen op deze geheel ongegronde en
„zelfs belachelijke denkbeelden en om eindelijk over te gaarutot
„de vorming van een regelmatig en goed georganiseerd leger,
„wat hun, gelet op de rijke hulpbronnen aan menschen en geld,
„waarover Holland kan beschikken, niet moeilijk moet vallen.''