380 Commentaren over dit bericht, na hetgeen reeds hierboven van het stukje in de Jahrbücher is gezegd, zijn onnoodig. Het is- opmerkelijk, dat juist in de laatste jaren zoovele Duitsche tijd schriften en couranten zich druk maken over Nederland en zijne koloniën. Zou dit een stille waarschuwing zijn, of wangunst over ons werkelijk schoon koloniaal bezit En indien wij, lezers, ons in gemoede afvragen, hoe wij over deze oordeelvellingen denken, dan geloof ik, dat wel iedereen het met mij eens zal zijn, indien ik zeg, dat het toch vene van geheel en al onjuist is. Onverschilligheid over al wat Indische toestanden betreft, on bekendheid zelfs met de meest gewone dingen op Indisch gebied, met al het schoone wat hier is te zien, met de ontzaglijke rijk dommen, die Indie nog bevat, ontmoet men bijna oveial, waar men in Nederland komt. En nu moge deze toestand in de laat ste jaren eenigszins verbeterd zijn, voornamelijk tengevolge van de in de andere Europeesche rijken gevolgde politiek, veel ver beterd is hij niet. De aandacht, die b.v. nog steeds in het Moe derland aan ons leger wordt geschonken, is bijzonder gering; alleen, wanneer voorstellen daarover financieele gevolgen hebben, wordt er lang en breed over beraadslaagd, om eindelijk tot de conclusie te komen, dat het goedkoopste nog te goed is voor dat leger, dat zoo'n belangrijke taak vervult en een nog belangrijker te ver vullen kan krijgen, want wat is Nederland zonder koloniën? Uit angst, dat Indië te eeniger tijd zich onafhankelijk van het Moederland zou kunnen verklaren, moeten bijna alle stof fen, waaruit het leger wordt opgebouwd en waarvan dat le ger moet bestaan, uit Nederland worden betrokken, zoodat de opmerking van den boven aangehaalden schrijver, dat „het Ne- derlandsch-Indische Leger in de lucht hangt", reeds daarom zoo volkomen juist is. Voorstellen tot uitbreiding van dat leger worden in den doof pot gestopt, om de daaraan verbonden kosten, maar wanneer een maal het oogenblik gekomen zal zijn, waarop eene mogendheid hare lange armen naar onze bezittingen uitstrekt, zal het zeer zeker nog menigmaal worden betreurd, dat de gelden, benoodigd voor die uitbreidingen, niet werden toegestaan.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 396