388
Plaatst men den inlandschen officier bij eene compagnie naast
Europeesche luitenants, dan heeft men te kiezen tusschena. hem,
hoe oud hij ook zij, den mindere te laten van den jongsten Europee-
schen luitenant, iets dat ik, evenals afkeur, of b den jongeren
Europeeschen onder den ouderen inlandschen luitenant te stellen,
hetgeen mede afkeuring verdient en in de practijk al heel spoedig
tot moeilijkheden zou leiden. Men zorge er van den aanvang af
voor, ieder zijne positie duidelijk aan te geven; doet men dit niet
dan wordt het later zeer moeilijk. Hiervoor kunnen als voorbeeld
de tegenwoordige onderluitenants gelden. Zij zouden eene uitste
kende categorie van onderofficieren kunnen vormen, waarvan het
leger niets dan voordeel te verwachten heeft, maar doordien
hunne positie van den aanvang af niet scherp genoeg is getee-
kend als geheel tot den onderofficiersstand te blijven behooren,
doordien hun woningen in de officierskampementen aangewezen
zijn, doordien hun de cantine niet tot sociëteit aangewezen is,
■doordien hun een graadnaam gegeven is die elders als officiers
rang geldt, doordien hunne geheele positie tot eene tweeslachtig-
halfslachtige is gemaakt, (1) zijn aspiratiën gewekt, is de ijdel-
heid gevoed op eene wijze, die hen tot onderofficieren maakt die
zich niet thuis gevoelen in hun stand en nog minder in den offi
ciersstand, waartoe zij ook niet behooren. Men had hen ten volle
moeten maken adjudant-onderofficier-dienstdoend-officier, maar
met een eenvoudiger graadbetiteling, met jeugdiger leeftijd en
met luitenants-traktement.
Een ander voorbeeld zal hier wellicht nog meer sprekend zijn,
omdat de Javaan van geboorte daarin zelf betrokken is. Een
adellijk Javaan was kort geleden als opzichter le klasse bij den
Waterstaat aan de beurt om architect te worden. Als zooda
nig zou hij Europeesche opzichters onder zich krijgen en, hoewel hij
uitstekend aangeschreven stond en staat, zag het departement
van B.O.W. daarin practisch toch een zóó ernstig bezwaar, dat
het den bekwamen .Javaanschen architect een werkkring heeft
gegeven, waarin hij als architect eigenlijk niet op zijne plaats
is, maar die gekozen is omdat hij daarin geen Europeesch per
soneel direct onder zijne bevelen heeft staan. Waar het een
(1) ^len zie: „de Positie van de Onderluitenants", in dit tijdschrift Jrg. 1900, I blz.
.158, door Si Anoe.