393
van gelijken rangouderdom, over in burgerlijken dienst. Daarna geeft
schrijver eenige uitzonderingsgevallen op dezen regel.
Te dezen opzichte ben ik het nu eens geheel oneens met den
geachten anonimus en dit verschil geldt niet een ondergeschikt
deel der quaestie, maar een punt waarmede m.i. de levensvat
baarheid staat of valt.
Vooreerst houd ik het voor een pia vota, die nooit meer dan
pia desideria zal worden, dat voor elk uit het leger tredend in-
landsch officier eene passende civiele betrekking te vinden zal
zijn. Stellen wij dat, volgens de berekening van omstreeks
150 dier officieren in het leger zullen zijn, dat daardoor ongeveer
een acht- a tiental 's jaars in de termen valt om het officierskorps
te verlaten, dan is het beschikbaar hebben, jaar in jaar uit, van
een gelijk aantal burgerlijke betrekkingen, passend voor een ge
wezen officier, niet te verzekeren.
En hoe dan? wat dan?
Een ander nadeel van deze regeling is, dat vooruit van alle
andere departementen toezegging gekregen moet worden, dat
gewezen officieren voor bepaalde betrekkingen den voorrang zul
len hebben boven anderen, wier aanspraken op andere gronden
berusten, gronden welke voor die departementen of volgens den
adat minstens even hecht zijn, als de in het leger verworven
rechten, meerendeels berustend op legerverdiensten en legerbe-
kwaamheden. Het legerbestuur zou zich zoo in deze quaestie
priori afhankelijk stellen van de inzichten van vele andere auto
riteiten buiten het leger en zou dit in de toekomst blijven. Dat
is een verkeerd standpunt.
Het komt mij voor, dat gezondigd heeft door te veel toe te
geven aan zijn streven om slechts de gedachten te bepalen, en
de uitwerking der bijzonderheden over te laten aan hen, die de
denkbeelden nader moeten belichamen. Hij heeft zijne oplossing:
„daarna overgaan in eene civiele betrekking" gegeven zonder vol
doende te wikken of zij ook den toets eener scherpe kritiek door
staan kan.
De oplossing van het geheele vraagstuk moet binnen het leger
blijven. De inlandsche luitenant luitenant te laten als zijn Euro-
peesche rang- en tijdgenoot kapitein wordt, gaat niet aan, hem dan
met pensioen te zenden, na 12 a 15 jaren officiersdienst, evenmin.