404
anders zoo uitstekend geschikt om alle verveling te verbannen,,
aanleiding geven tot een maar meeloopen voor den man. Ho&
dikwijls gebeurt het niet, dat een oefening gehouden wordt, waar
van de man even wijs thuis komt als hij was toen hij uitrukte.
Vooral is dit het geval met die oefeningen waaraan afdeelin-
gen grooter dan eene compagnie deelnemen. Alleen de officieren;
zijn voorgeroepen om de onderstelling en opdrachten te verne
men, en zij alleen zijn dus op de hoogte van wat er eigenlijk
gebeurt. V oor alle anderen is de oefening een gewone meêloo-
perij en het gevolg er van is, dat de vraag hoelang het zal duren
het eenige is, waarmede men zich bezighoudt. Met te verwonde
ren is het, dat weldra verveling intreedt. Dat vermoeidheid zoowel
van geest want verveling is doodelijk vermoeiend voor den
geest als van lichaam spoedig gevoeld wordt, en dat hiervan
weer minder ambitie en daarvan weer slechte plichtsbetrachting:
het gevolg is. Met alleen, dat een dergelijke oefening geen nut
in zuiver militairen zin voor den man opleverde, is zij integen
deel oorzaak geworden, dat zijn gemoed door haar ernstig gele
den heeft.
Zeer goed begrijpen wij, dat bij Bataljons-oefeningen en derge
lijke niet aan ieder de disposities van den leider in al hun details,
kunnen worden medegedeeld. Deze zijn trouwens alleen voor
de commandanten bestemdmaar men kon toch wel zorgen, dat
de man het doel weet, dat zijne sectie moet beoogen, en hoe men
dat doel tracht te bereiken. Hiervoor behoeft geen soort theorie
te worden gehouden, maar het kan, en dit is zelfs aan te bevelen,,
al marcheerende geschieden. Behalve hiervoor is de marsch ook
zoo uitstekend geschikt om eens, zonder dat gemerkt wordt dat
dit met opzet geschiedt, met den man te praten. Dit wordt
veel te weinig gedaan! Terwijl men hiermede den man aan zich
bindt, is het voor ons zelf een les in menschenkennis en opvoed
kunde bij uitnemendheid. De eenige kunst, die er voor vereischt
wordt is, dat men wat welwillendheid aan den dag legt, en te
gelijk in den kameraadschappelijken toon, den ernst van den meer
dere weet te leggen. Die ernst moet zich niet uiten in repri
mandes, maar in 't gemoedelijk terechtwijzen van betoonde fou
ten; de man moet van een en ander den indruk krijgen, dat men
het goed met hem meent.