408 -
in den laatsten tijd ook in Duitschland al wat getemperd) goed
zijn, voor den eerste beslist niet. Ons karakter verzet zich tegen
alles, wat alleen op gezag moet geschieden. Eerst moeten we
weten waar dat gezag op steunt, dus hier het „waarom", en dan
doen we het ook zooveel te beter en gewilliger.
Wanneer we hier over het drilsysteem spreken dan bedoelen
we daarmede het verwringen en pasklaarmaken naar één vorm,
zonder behoorlijk onderwijs, zonder voorbereiding dus op com
mando; een weinig theorie door een korporaal gegeven, en overi
gens maar in het gelid als marionetten door de hand van den
eersten den besten drilmeester in beweging gebracht. Gesloten
exercitiën zijn nog nuttig, maar alleen om op practische wijze
lijdelijke gehoorzaamheid te leeren, en om den aanvoerder gele
genheid te geven een troep gemakkelijk en vlug te doen verplaat
sen en in de hand te houden. De geheele opleiding van den man
mogen we dus daarnaar niet inrichten. We beschouwen dan ook
elke opleiding, waarbij deze gesloten oefeningen als hoofdzaak wor
den aangemerkt, als ongeschikt; zij heeft met opvoeding of vor
ming niets gemeen; het is slechts drillen.
Dat het Legerbestuur dit drillen nog al genegen is, moeten we
opmaken uit het feit, dat bij A. 0.1899 No. 20 wordt aanbevolen
om bij voorkeur adjudanten-onderofficier en onderluitenants bij de
Depot Bataljons in te deelen. Alsof daarbij niet juist de beste
officieren moesten worden geplaatst
Maar wij dwalen af. We zeiden dat wanorde bij den man door
gaans het gevolg is van onkunde en onhandigheid, en we houden
dit vol. Onkundig is hij omdat hij niet weet wat orde beteekent,
en omdat hij het nut daarvan niet weet; onhandig, omdat hij de
functies om orde te brengen verkeerd verricht. Het eerste is het
gewichtigste, omdat het tweede vrijwel uit het eerste volgt. Beide
te leeren behoort tot het onderwijs, maar 't eerste is officiers-
het tweede korporaals-werk. Wij officieren hebben te zorgen,
dat de man de orde lief krijge; dit in het belang van de krijgs
tucht, dus ook in het belang der vorming van het gemoed.
4e. Ontevredenheid.
Wij hebben wel eens hooren beweren, dat onze Europeesche fu
seliers lastig zijn, omdat zij te veel reclameeren. Hoewel we
nimmer van dezen last iets hebben gemerkt, kan het daarom nog