409 wel waar zijn, daar veel afhangt van plaatselijke omstandig heden. Maar al dadelijk zijn wij geneigd te vragen: wat is hier „te veel"? Wanneer bij eene compagnie wan 175 man per dag gemiddeld twee reclames voorkomen, dan noemen we dit weinig, bedenkende hoeveel beslommeringen eene huishouding van zoo danige sterkte met zich medebrengt, en dat daarbij al licht 't een of ander kan zijn, dat tot klachten aanleiding kan geven. Eerst wanneer per dag b.v. tien klachten binnenkomen, zouden we dit te veel noemen. Echter, hiervan zouden we den man geen verwijt maken, maar meer ons zelf, daar uit d*^. vele kla- gen zou blijken, dat we niet voldoende orde hielden in onze com pagnies-huishouding. Bij het jammeren over de vele reclames wil men daarvan echter liever niet hooren, maar bedoelt met het „te veel", dat de man ongegrond of over allerlei kleinigheden reclameert. Nu, het te veel ongegrond klagen is ook onze schuld, daar we dit kunnen en moeten tegengaan. Rest alzoo het over kleinigheden zich bezwaard voelen. Wij zouden hier kunnen vra gen wat men kleinigheden noemt, maar zonder hierover te twis ten zeggen wij, dat in deze geen kleinigheden bestaan. Wij vor deren tot in kleinigheden alles van den man, welnu, waarom mag deze dan niet tot in kleinigheden voor zich zelf opkomen, wan neer hij dit slechts op gepaste wijze doet? Wil men hem leeren zich in minder aangename toestanden te schikken, daar is iets voor te zeggen. Maar dan vordert zijne reclame om een kleinigheid een nog serieuser behandeling, en juist de last aan de behandeling ver bonden, is de grief, die men tegen den Europeeschen soldaat te ber de brengt. Dit is eigenlijk de hoofdzaak. Wanneer fus. A. vermeent, dat de aardappelen hard waren en dit op gepaste wijze zegt, dan moeten wij onderzoeken of dit waar is, en als het waar is, hoe dit komt en verder maatregelen nemen, dat het niet weer kan ge beuren. Nog al soesah dus. 't Is alleszins menschelijk, dat we wenschen, dat A. zijn mond had gehouden over zoo'nklei nigheid. „Die verduivelde Europeanen hebben altijd wat te re clameeren!" We behoeven ons hier niet te verantwoorden, maar zóó gaat het dikwijls. Als de klacht hier bedoeld niet onge grond is, zijn twee gevallen mogelijk. De aardappelen zijn wer kelijk hard of ze zijn zóó, dat het er nog wel mede door kan. In beide gevallen hebben wij indirect schuld, en dus geen reden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 425