412 mensch uit te houden. Behalve de kazerne, hoe goed overigens ■ook voor opgewektheid, heeft de man in Indië weinig om zich te vertreden. Op de hoofdplaatsen moge er nog eenige afleiding voor hem bestaan door wandelen, maar ook dit vervalt meestal op de kleinere plaatsen. Wat kunnen wij als opvoeders doen? Het spijt ons te moeten zeggen: „niet veel". Om de eentonigheid van het dagelijksch leven, die hoofdoorzaak van alle uitspattingen en drankmisbruik, weg te nemen, zou men moeten beginnen met ■de maatschappelijke toestanden te wijzigen, en deze zijn niet door wetten of voorschriften te veranderen, omdat zij niet door de menscben gemaakt, maar uitvloeisels zijn van zeden, gewoonten ■en onderlinge verhoudingen dier menschen. Wa.t er nog tegen de eentonigheid gedaan kan worden, moet in hoofdzaak van de Regeering uitgaan. Wij meenen te hebben opgemerkt, dat in den laatsten tijd van Hoogerhand in die richting eenige bewe ging komt. Veel nog niet, maar toch genoeg, dat er de goede wil uit spreekt. Jammer maar, dat de wil alleen hierbij niet voldoende is, maar dat voor radicale verbeteringen in de eerste plaats ook geld noodig is. Daarbij is het vraagstuk, om den maatschappe- lijken toestand van den soldaat te verbeteren, niet gemakkelijk. Het hangt weer samen met andere vraagstukken (alcoholisme, ■concubinaat, cantinewezen, enz.), die ieder op zich zelf niet in een paar regels te bespreken zijn. We kunnen ons daarmede thans dan ook niet bezig houden, en laten ons voor heden slechts met die middelen in, die wij officieren bij machte zijn aan te wenden. Wij kunnen derhalve niet veel doen, maar wat dan wel. Wij kunnen geschikte voordrachten houden. Hier komen wij terug op hetgeen we bij de opvoeding van het ■denkvermogen in het midden brachten, dat het n.l. onze plicht is, dat we ons daarin oefenen. Geen deklamatorisch of orato risch talent wordt vereischt, maar de kunst van praten, van ver tellen. Kinderen en minder ontwikkelden houden daar veel van. Vandaar dat de fuseliers, hoewel de kunst van lezen slecht ver staande, zich dikwijls arnuseeren met het lezen van ouderwetsche romans, waarin de verhaaltrant gebezigd wordt. Wat het on derwerp der voordracht betreft, moet men er bij voorkeur geen kiezen, dat iets met dienst uitstaande heeft. Het moet uitspan ning blijven, en hoe nuttig ook, de belangstelling gaat daarbij

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 428