MITRAILLEURS BIJ DEN TROEP. Sedert den oorlog van 1870 '71 is er in de wapentechniek een rusteloos streven merkbaar om de vuurwapenen zoodanig in te richten, dat daaruit in uiterst korten tijd een groot aantal schoten kan worden afgegeven. Geëischt wordt daarvoor, dat de verrichtingen, noodig tot het doen van één schot uit een vuurwapen, dat tot schieten gereed is, n.l.het openen van het loapen, inbrengen der ladingsluiten van liet wapenrichten en afschietenin een minimum van tijd kun nen geschieden. Het ontstaan van verschillende stelsels van mitrailleurs (Ma- schinengewehren) was hiervan het gevolg, waarbij het verschil in stelsel vooral bestond in de eigenaardige inrichting van het sluit- en ontstekingsmechanisme. De inwendige inrichting der loopen is, bij alle mitrailleurs van een kaliber van 11 m.M. en minder, gelijk aan die der geweren of karabijnen, waaruit dezelfde munitie wordt verschoten. Ook de wijze, waarop de mitrailleur tijdens het vuren met patronen wordt gevoed, is binnen zekere grenzen onafhankelijk van het stelsel. Toch heeft ieder patent er naar gestreefd ook in dit opzicht verscheidenheid in het leven te roepen. Ten aanzien van het stelsel moet onderscheid gemaakt worden tusschen a, mitrailleurs met handbeweging en b, automatische mitrailleurs. Bij laatstgenoemden is alleen voor het eerste schot eene een voudige manipulatie noodig. Zoodra dit is afgegaan, levert de gasdruk de arbeidskracht, die noodig is tot het openen van het stuk, gepaard met het verwijderen en uitbrengen van de leege huls, het inbrengen van een nieuwe patroon, het sluiten van het stuk en het afvuren. Deze verschillende bewegingen blijven automatisch doorgaan, zoolang patronen worden aangevoerd, tenzij men opzettelijk het méchanisme in zijn bewegingen stuit.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 461