INDISCHE MILITAIRE BELANGEN 1).
Inlandsche officieren.
In de vorige aflevering van dit tijdschrift (No. 5) komt onder
den titel „Inlandsche officieren" van de hand van den heer G.
Nypels een opstel voor, waarin de schrijver de hoofdzaak bespreekt
uit mijn artikel in „De Indische Gids" van Februari jl.getiteld
„Indische militaire belangen. Het inlandscli element in het leger".
Ik ben den heer Nypels er zeer erkentelijk voor, dat hij deze
zaak met zooveel waardeering in Indië in ons militair orgaan
heeft ter sprake gebracht.
De schrijver verschilt over enkele punten met mij van inzicht.
Dit meeningsverschil raakt in één opzicht de kern der quaestie,
het nut, dat voor het leger of juistervoor ons koloniaal bestuur-
stelsel uit de toegankelijkstelling van het officierskorps voor
voorname inlanders te trekken is; ik haast mij daarom de denk
beelden te ontvouwen, die aan het schrijven van mijn artikel ten
grondslag hebben gelegen.
De schrijver acht allereerst de plaats, welke ik den inl. officier-
in het legerverband wensch te zien aangewezen, niet goed ge
kozen. Terwijl ik bij alle inlandsche eenheden in het leger in
landsche officieren zou wenschen te zien ingedeeld, opdat alle
inlandsche militairen zooveel mogelijk aan den invloed van het
gezag der nationale heerschers onderworpen worden en alzoo
eene algemeen nuttige werking worde voortgebracht, wil de heer
Nypels de indeeling beperkt zien tot eene enkele (geheel-) inland
sche compagnie per bataljon (om alleen van de infanterie te
gewagen). Duidelijk onderkent men in dit meeningsverschil een
groot principieel onderscheid tusschen den gedachtegang, die mij
1) In Indië teruggekeerd, heb ik om spoed te kunnen betrachten gemeend van
mijne gewoonte om in „De Indische Gids" zelf te repliceeren, te moeten afzien, en my
met dit opstel te moeten wenden tot den Redacteur van Het Indisch Militair Tijdschrift",
voor wiens welwillendheid ik hierbij mijn dank betuig.