483 moet, zal door dat behoud niet worden geschaad. Zoo zal dus de Eur. officier, bij verlenging van zijn verblijf in de luitenants rangen, zijn tijd, in den rang van kapitein door te brengen, niet onbelangrijk zien ingekrompen en dat zeer ten nadeele van zijne practische vorming, die in dien rang het meest wordt bevor derd. Een der voorname motieven tot mijn pleidooi voor den maatregel was juist de verbetering der bevorderingskansen. Deze toch staan zonder buitengewone hulpmiddelen in de toe komst sterk te verminderen; de verhouding tusschen de ver schillende rangen is er sinds vroeger niet op verbeterd. Toen vóór een 25 tal jaren een gehuwde in het officierskorps nog een witte raaf was, waren die kansen niet veel beter dan thans, sedert is (door de vermeerderde huwelijken) de prikkel, om zoo lang mogelijk in het leger te blijven, veel sterker geworden, en is de levenswijze en voor zoover daarvan afhankelijk de gezondheidstoestand belangrijk verbeterd. Dat de promotie in dien tijd niet slechter is geworden, is een gevolg van den Atjeh- oorlog, waardoor het verloop, als vroeger, groot bleef, terwijl ook niet te vergeten op de aanvulling -dikwijls buitengewoon (1873, '74, '75) over 't algemeen niet viel te roemen en het procent, dat in de hoogere rangen opklom, alzoo betrekkelijk klein was. Wij zijn die gevolgen nu zoo ongeveer te boven en staan te dien opzichte op den drempel van een nieuw tijdperk: over 't geheel een superieur officierskorps met veel ambitie, zoo wel in de eene als in de andere echtelijke helftdoor het veelvul dige huwelijk een zeer geregeld leven (societeitsbezoek alleen op muziek-avonden) en een uitnemende gezondheidstoestand. We zien de promotie bij de infanterie reeds achteruitgaan. Hoever deze boog zich spannen kan, moet de toekomst leeren. Doch ik acht het plicht, te waarschuwen tegen de kwade gevolgen, die in een koloniaal leger met een uitgebreiden en zwaren werkkring niet te onderschatten zijn: intrige, slechte geest, ontevredenheid, verlies van opgewektheid, ijver, toewijding en zoo meer. Over 's heeren Nypels' vrees, dat het aantal passende burger lijke betrekkingen voor inl. officieren niet ruim genoeg zal zijn, valt niet veel te zeggen. Ik had anders gedacht, ook in aanmer king genomen ons uitgebreid inlandsch bestuursstelsel. Daarbij

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 499