484 meende ik, dat het aantal dier betrekkingen wel voor vermeer dering vatbaar zou blijken, zoo bijv. ten behoeve van het leger voor oorlogstijd, zooals voor de voorbereiding tot het bijeenbrengen van inl. vrijkorpsen en zoo meer. In ieder geval zal de zaak in haar geheel aan een degelijk en uitgebreid onderzoek onderworpen moeten wordendit begrijpende, onthield ik mij in mijn Februari- artikel van uitwerking van bijzonderheden, hetgeen mij van den heer N. een „mauvaise marque" op den hals heeft gehaald. Dat niet de volle medewerking van de andere departementen zou verkregen worden, daarvoor ben ik niet in 't minst bevreesd. Wat het zwaarste is, weegt het zwaarste. Indien het groote be lang op sociaal en politiek gebied van den aangeprezen maatregel goed wordt ingezien, dan zal ieder tot bevordering daarvan zijn vollen plicht doen of daartoe worden aangespoord. Wordt in de opleiding een ruime plaats toegekend aan de studie van geheel ons bestuursstelsel c. a., dan kan er geen bezwaar meer zijn. Het verblijf in het leger zal het karakter der aanzienlijke in landers zeer ten goede komen. Het zullen zeker ook niet de minsten zijn, die zich aan den militairen dienst willen verbinden. Het komt mij voor, dat van dezen juist veel te verwachten is voor het burgerlijk bestuur, ja dat een groot gedeelte van de be- stuursmoeielijkheden voor de Eur. ambtenaren (men leze daarover vele belangrijke artikelen uit den laatsten tijd) door hun invloed zal worden weggenomen. Zulke aanzienlijke inlanders te lang aan het leger verbonden te houden overbodig als het daarvoor is zou tevens als een groot verlies voor den burgerlijken dienst zijn aan te merken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 500