15 Het wordt den man nog eens duidelijk gemaakt, dat het zoowel in het belang van hem zelf, als van zijn kameraden is, om de bron zijner venerische besmetting bekend te maken. Yerder wordt hem er op gewezen, dat hij door het doen eener onjuiste aan wijzing zich strafschuldig gemaakt heeft. Wordt dan nog nader op een bekentenis aangedrongen, dan zal hij daartoe nu eerder geneigd zijn, in de hoop hierdoor voor de valsche beschuldi ging een lichtere straf te krijgen, hetgeen in het belang der zaak ook wenschelijk is. Men moet het daar heen leiden, dat de man overtuigd wordt, dat alleen openhartigheid hem van onaangenaamheden kan redden Zoolang hij niet eerlijk opgebiecht heeft, moet hem geen rust gelaten en hij overtuigd worden, dat zijn chef het er op gezet heeft, de vrouw, die hem ziek gemaakt kan hebben, uitte- vinden Ook worde bij „gezond"-bevinding der aangewezen vrouw steeds het advies van den chef der ziekeninrichting ingewon nen, die te beslissen heeft, of de mogelijkheid bestaat eener verheffing van eene verouderde venerische aandoening, zonder nieuwe besmetting. In ieder geval zal voorts, wanneer het bewezen is, dat de man niet bij de door hem beschuldigde vrouw geslapen heeft, hij gestraft worden, 0111 reden: „met vrouwenziekte in het hos pitaal opgenomen zijnde, eene door hem aangewezen vrouw valschelijk beschuldigd, als zou deze hem die ziekte berokkend hebben." Bijaldien reeds in het hospitaal ter verpleging opgenomen prostituees door militairen als de infectiebron worden aangewe zen, zal het oordeel van den chef omtrent de mogelijkheid der bewering worden gevraagd. Meestal zal de man hardnekkig weigeren eenige aanwijzing te doen, wanneer hij zijne ziekte bij de vrouw of huishoudster van een ander, of bij zijn vaste „stille"huishoudster in de kam pong verkregen heeft. Door hem te wijzen op de onmogelijkheid van het huis niet te weten en hierop lang genoeg te blijven aandringen, zal hij vaak ten slotte zeggen de besmetting op den publieken weg te hebben opgedaan. Hij wordt dan ge-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 581