65
de hooge uitzonderingen behooren en moet men in de oefening
en in de leiding van den troep een middel zoeken om zich tegen
dergelijke catastrophes te vrijwaren.
Ook wordt beweerd, dat de wielrijderafdeeling met gedragen
rijwielen, veel minder uitgebreidheid, vooral veel minder diepte
in de colonne beslaat; dit is zeer juist, maar wij stellen op den
voorgrond, dat het dragen der rijwielen steeds hooge uitzon
dering zal blijven, vooral in de marschcolonne en dat in de
meeste gevallen de beide troepen op dit punt elkander gelijk staan.
De meest principieele bezwaren tegen eene invoering van
draagbare rijwielen zijn die op technisch gebied. G-elukt het
der techniek echter om die bezwaren weg te nemen, dan be
staat er weinig reden om het draagbare rijwiel bij het gewone
achter te stellen.
Tot dusverre heeft de rijwieltechniek zich echter in hoofdzaak
bezig gehouden met het gewone rijwiel en heeft dit dan ook
allengs tot een graad van volkomenheid gebracht, die men een
2 a 3 jaren geleden, juist toen het idee der draagbare rijwielen
zich zoo onstuimig baan brak, niet had verwacht.
Dat de rijwiel-technici bij voorkeur hunne aandacht wijden
aan het verbeteren der gewone rijwielen, zal geen verwondering
wekken wanneer men nagaat hoe onbeduidend klein het
aantal opvouwbare rijwielen is in vergelijking met de gewone
machines.
De samenstellers der opvouwbare rijwielen, meestal leeken
op technisch gebied, hebben bijna zonder onderscheid alle con
structieve voordeelen, die vrij wel alle langs proefondervindelijken
weg zijn tot stand gekomen, opgeofferd ten behoeve van de
draagbaarheid. Het tegenwoordige rijwiel, zooals het algemeen
wordt gebruikt, is langzamerhand tot eenen graad van volmaakt
heid gebracht, die het in staat stelt om belangrijke terreinhinder
nissen te overwinnen. Elke opoffering van eene constructieverbe
tering sluit een nadeel in zich, hetwelk onherroepelijk eene mindere
mate van berijdbaarheid ten gevolge moet hebben. Tot deze
verbeteringen behooren vooral gerekend te worden de bepaling
van het juiste zwaartepunt, van de zadel- en pedaalstelling en
Dl. 1, 1901. 5