88
meer dan schrijver aangeeft, één daarvan vormen de verhoudings-
cijfers der verschillende raDgen, daardoor heeft men het in zijne
macht om, tot zekere hoogte, misstanden te verbeteren. Blijken
deze te ontstaan, dan zal het middel ter genezing te vinden zijn
door b. v. eenige eenvoudige speciale betrekkingen (a. d. z. officier
van wapening, plaatselijk adjudant) voor inlandsche luitenants
open te stellen. Maar zoo zal men steeds omtrent meerdere pun
ten door de ondervinding moeten leeren waar iets nieuws tot stand
wordt gebracht. Dat zijn details van later zorg, een voornaam
punt is, dat de promotie tot hoofdofficier er zeker aanmerkelijk
door zal vooruitgaan en 's wensch „verbetering der bevor
deringskansen" dus bevredigd zal worden.
Verkeerd begrepen heeft mij, waar hij mij laat vragen
„eenv algemeene militair-wetenschappelijke kennis voor den inlandschen
officier gelijk aan die van onze tegenwoordige Academie officieren
(blz. 478, 6de aflevering). Ik schreef, dat de opleiding alles moet
omvatten wat de Europeesche subalterne officier theoretisch moet
kennen, voor zoover dit niet bestemd is als onderlegging voor verdere
studie en bekwaamheid (blz. 394, 5de aflevering, ik cursiveer thans)!
Al datgeen wat onderwezen wordt aan de aspirant Europeesche
officieren, doch dat weg kon blijven als zij a priori allen alleen
bestemd waren de meest gewone loopbaan te volgen en het niet
verder dan kapitein te brengen, zal dus buiten het programma
der K. M. A. voor inlandsche officieren moeten blijven.
Ook ik wensch het door aangehaald devies langs lijnen van
geleidelijkheid te huldigen, maar acht 't niet noodig en niet raad
zaam daarom eischen te stellen, die het leger slecht onderlegde
officieren moeten geven, ter wille van later wellicht te bewijzen
diensten bij het civiel bestuur. Vraagt „waren de vroe
gere ongeleerde Europeesche officieren zoo onbruikbaar?" Ik
wedervraag: „wie wenscht die officieren in ons korps terug?"
Ik sta eene geleidelijkheid voor in den trant van die, waarmede
de vrouwenbeweging veld gewonnen heeft en nog wint. De
eischen voor de vrouwelijke candidaten zijn niet lager gesteld
dan voor de mannelijke, maar langzaam aan kwamen de vrouwe
lijke concurrenten opdagen, zich, zonder consideratie te vragen, de
plaats verwinnende, die haar toekomt. Haar recht werd lang