112
der expeditionnaire macht werd vastgesteld, verscheen. Alzoo
hadden de vroede vaderen wederom ruim eene maand verlorert
doen gaan en was andermaal het voor 't uitvoeren van militaire'
operatiën gunstige seizoen belangrijk besnoeid en dus door tal
men aanleiding gegeven tot den weinig gunstigen afloop der le
Bonische expeditie.
Het legerbestuur talmde niet en nam maatregelen om de aan
gewezen korpsen reeds voor 't einde der maand naar Celebes
in te schepen. De inten'dance, afhankelijk als zij was van par
ticulieren, slaagde er echter, ondanks allen ijver niet in tijdig met
hare werkzaamheden gereed te komen, zoodat het ongeveer half
Januari 1859 werd voor en aleer de troepen van Batavia en
Semarang konden vertrekken. Yan Soerabaja kon niet worden
uitgezeild vóór den 20en omdat de resident aldaar niet tijdig was
aangeschreven om voor de noodige schepen te zorgen. Weder
om dus tijdverlies, dat bij een goed georganiseerd Bestuur ver
meden had behooren te worden. Om de maat vol te meten, kwam
men te Soerabaja ter elfder ure op het denkbeeld de laadprau-
wen, in stede van op de schepen te laden, naar Boni's kust te-
slepen, hetgeen aanleiding gaf tot het verlies van een deel dier
prauwen met hun inhoud, doch vooral tot verlies van tijd.
Ten aanzien van de samenstelling der tegen Boni uitgezonden
troepenmacht 1) vonden we aangeteekend, dat deze één bataljon
infanterie meer telde dan die, welke in 1856 werd noodig geacht.
Des ondanks meende men in 1859 te kunnen volstaan met het
zelfde aantal koelies 1000 dat in 1856 voldoende werd ge
rekend. Dat de laatste raming te laag was, bleek reeds bij het
begin der expeditie.
Welke overwegingen geleid hebben tot het toevoegen van zulk
een gering aantal koelies, hebben we niet kunnen navorschen.
Het bevreemdt ons evenwel, dat, waar het stellige plan bestond
zich permanent op de Bonische kust te vestigen, waar dus tot
het bouwen van eene versterking was besloten, er niet tijdig
maatregelen waren getroffen om dien bouw zooveel mogelijk
te bespoedigen niet 't minst met 't oog op den dra te ver
wachten regenmoesson ware een ruim aantal koelies te Badjoa
1). Zie Deel I van Hooyer's Krijgsgeschiedenis.