119 troep op de meest ondubbelzinnige wijze werd duidelijk gemaakt, dat die cavalerie bijzonder te duchten was, laat zich hoor en. Vooral tegen den inlandschen vijand diene men het beginsel bij onze soldaten hoog te houden, dat aan elke defensieve han deling een offensief denkbeeld ten grondslag moet liggen. We mogen bij onze soldaten nimmer vrees aankweeken; zoodra deze voor den vijand bestaat, zijn schoone uitkomsten niet meer te verwachten. Zelfs al zouden bij een aanval op het bivak te Badjoa de veld wachten in de grootst mogelijke orde zijn teruggetrokken, dan nog zou die terugtocht een verkeerden indruk hebben ge maakt, zoowel op den troep als op de Boniërs, wier overmoed er niet weinig door gestegen zou zijn. Opmerking verdient nog, dat de schrijver der „Bijdrage enz." de bedoeling van den besproken maatregel niet positief wist te verklaren. Als tweede bevelhebber moest hij volkomen zijn in gelicht. Be expeditiecommandant had hem daarvan volledig op de hoogte moeten stellen. De wederzijdsche genegenheid was, zooals blijkt uit de „Bijdrage" niet bijster groot; een treurig feit, dat helaas niet alleen staat in onze krijgsgeschiedenis. Na den voorspoedigen strijd op den 12en Februari volgden voor de troepen drie dagen, welke in hoofdzaak besteed werden aan het behoorlijk inrichten van het bivak, het ontschepen van mate rialen en vivres, enz. Met het vernielen van eenige kampongs- ten Noorden van Lonrai op den 14en werd de reeks van brand stichtingen geopend, waardoor de le Bonische expeditie zich zoo ongunstig heeft onderscheiden van de tweede. Dat zwaaien met. de brandfakkel is al zoo dikwijls door anderen in scherpe be woordingen gelaakt dan dat 't noodig zou zijn hier uit te weiden, over het doellooze, weinig menschwaardige en dus onverstandige van deze wijze van krijgvoeren. Dat het brandstichten behoort tot de heerschende krijgsgebruiken op Zuid-Celebes, zooals kolonel Waleson beweerde, rechtvaardigde de leiders der le expeditie niet, evenmin als het ons geoorloofd zou zijn koppen te snellen als we te doen kregen met volksstammen, die daarin handig heeten te zijn. Bij de verkenning op den 15en met de geheele cavaleriemacht.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 133