129 meer iets voor het leger is te verwachten en die een invloed ten kwade op hunne medegevangenen uitoefenen, krampachtig worden vastgehouden Het is waar, dat vervallenverklaring beschouwd wordt als eene eerlooze straf, die daarom zooals art. 8 uit den 2den Titel van het Crimineel Wetboek voor het krijgsvolk thans voorschrijft niet wordt toegepast bij straffen, indien deze ingeval van gratie of hij toepassing van verzachtende omstandigheden worden opgelegd ter zake van misdrijven, waartegen de doodstraf met den kogel is bedreigd. Maar zou het legerbestuur er dan uit een oogpunt van huma niteit niet toe kunnen overgaan om bij elke veroordeeling van bijvoorbeeld boven de 10 jaren militaire gevangenisstraf het engagement van den als soldaat totaal onbruikbaren veroordeel de te verbreken. Laat hem de straf in eene civiele gevangenis uitdienen, waar hij niet meer in de gelegenheid zal zijn te zon digen tegen de militaire tucht en waaruit hij misschien in de burgermaatschappij kan terugkeeren als een bruikbaar individu. Want men moet niet uit het oog verliezen, dat een slecht soldaat nog geen slecht burger behoeft te zijn. De toestand, zooals die thans is, is een onhoudbare. Van eene gevangenisstraf boven de 10 jaren kan geen verbetering worden verwacht. Ik laat hier volgen wat in de Memorie van Toelichting op het Nederlandsche Strafwetboek van 1881 hier omtrent werd gezegd: „Zoekt men in de straf alleen verbetering van den misdadi ger dan zeker is het maximum van 10 jaren hoog genoeg, ja -„reeds te hoog. Wanneer 10 jaar niet voldoende zijn geweest „om die verbetering te weeg te brengen, dan zal een langere „straftijd in dit opzicht niet baten; en is zij binnen 10 jaren „werkelijk teweeggebracht dan kan eene langere afzondering „uit de maatschappij veeleer strekken om dat doel voorbij te „streven dan om het verder te bereiken." Waar aldus in de memorie van toelichting werd gesproken met betrekking tot burgers, spreekt het van zelf, dat dit nog meer geldt voor militairen, die ook in physieke en militaire -waarde in de gevangenis achteruitgaan. En laat men nooit bevreesd zijn, zooals ik wel eens heb hooren

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 143