135 de spoorwegen. Deze spoorwegen, die een spoorbreedte hebben van 1.067 M. (evenals onze spoorwegen, behalve de lijn Sema- rang-Vorstenlanden-Willem I), verbinden het binnenland met den oceaan. De voornaamste verbindingen zijn le. de spoorweg, loopende van Kaapstad over De Aar en Kim- berley naar Mafeking en vandaar verder Noordelijk. Van dezen spoorweg is het gedeelte tot het station De Aar 802 K.M. lang. Hij loopt evenwijdig aan de Westgrens van de beide republieken. Van de voornaamste stations loopen wegen in Oostelijke richting naar Bloemfontein en naar Pretoria. 2e. De spoorwegen van Port Elisabeth naar Middelburg en van daar over Naauwpoort en Colesberg naar Bloemfontein en Pretoria. De afstand van Port Elisabeth tot Colesberg bedraagt 450 K.M. 3e. De spoorweg van East-London over Queenstown en Mol- teno naar Bloemfontein; deze is tot Pretoria 1114K. M. lang. 4e. De spoorweg van Durban over Ladysmith en Kroonstad naar Pretoria. Hiervan heeft het baanvak Durban-Ladysmith eene lengte van 185 K.M., terwijl de geheele lijn eene lengte heeft van 812 K.M. De baan voert door een gezonde streek,, welke zeer vele hulpbronnen aanbiedt voor de behoeften van een legerkorps. 5e. De spoorweg van Durban over Ladysmith en Johannes burg naar Pretoria. Dit is de beste en meest directe verbinding van laatstgenoemde plaats met de kust. 6e. De spoorweg van Lourenqo Marques over Komati-poort naar Pretoria, Deze spoorweg is 562 K. M. lang en gaat door een ongezonde koortsachtige streek, zoodat de bezettingen van étape- stations langs die lijn zeer veel te verduren zullen hebben van malaria en andere ziekten. De onder le., 2e. en 3e. genoemde spoorwegen staan weer met- elkaar in verband door dwarsverbindingen en wel die onder le. en 2e. genoemd door den spoorweg De Aar-Naauwpoort en die onder 2e. en 3e. genoemd door de spoorwegen Cradock-Queens- town en Middelburg-Molteno. Alle spoorwegen hebben enkel spoor. Waterwegen worden in de beide republieken zoo goed als niet

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 149