136 aangetroffen. Wel is waar ziet men op de kaarten zeer vele riviertjes en stroompjes geteekend, doch deze hebben voor het verkeer geen waarde, omdat in den eenen tijd van het jaar de stroomsnelheid te groot, in den anderen tijd totaal geen water aan wezig is. Ook de enkele groote rivieren de Oranje-rivier, de Mod- der-rivier en de Yaal zijn tengevolge van de plotseling opko mende regens en de in verband daarmede volgende ontzettende stroomsnelheid van het water ongeschikt voor verkeerswegen. Het klimaat is in het hooge gedeelte van het land ongezond. Op warme dagen volgen dikwijls koude nachten. De temperatuur komt in de vlakke streken overeen met die in Zuid-Europa. Om den lezers een denkbeeld te geven van de moeilijkheden, ver bonden aan eene militaire operatie in de republieken, volgt hier wat een ooggetuige over dit land mededeelt 1): „Zuid-Afrika kent een waterrijk jaargetijde den Zuid-Afri- „kaanschen zomer en een waterarm jaargetijde den Zuid-Afri- „kaanschen winter. De regenperiode, die in Januari begint en in „Mei eindigt, vult de leege beddingen der rivieren en beken met „overvloedig water, dikwijls zóó plotseling, dat een troepen-co lonne, die den overgang over eene droge rivierbedding is begon nen, door de aanstormende watermassa wordt gescheiden. „De Zuid-Afrikaansche winter ziet dan weer dalen zonder water „en droge velden. Het geheele jaar door rusten de verzengende „stralen van de eeuwig warme zon op het land. Deze eigenaar dige verhoudingen van het klimaat oefenen natuurlijk een zeke- „ren invloed uit op de troepenbeweging, want zij beheerschen niet „alleen de aanschaffing van de noodzakelijke verplegingsmiddelen „voor man en paard, maar ook hunne aanvulling. Zuid-Afrika is „onherbergzaam; het levert voor de soldaten weinig op en wij „kunnen het op zijn voordeeligst met Rusland vergelijken. Ook „de uitgestrekte grasvelden zullen bij het samentrekken van groote „massa's cavalerie en treinafdeelingen niet voldoende voedsel be latten. Zij hebben in ieder geval geen waarde voor die paarden „en muildieren, welke ten behoeve van de operatiën uit Europa „worden ingevoerd en het droge Afrikaansche gras niet kennen. „Een Europeesche troep, die in Zuid-Afrika wil strijden, moet der halve bedacht zijn èn op het maken van groote magazijnen, die 1) Lehren aus dem Süd-Afrikanischen Kriege fiir das deutsche Heer von Major von Framjois.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 150