3 Indien door geestdrift geen ondergeschiktheid kan worden ge leerd, alsdan moet men dit doen door plichtsbesef en plichts betrachting te leeren. Wij dienen daarvoor bij de opvoeding van 's mans denkvermogen al weer eerst dien plicht te leeren. Deze plicht, n.l. om ondergeschikt te zijn, moet hij kennen, en hij moet weten waarom het zijn plicht is. Verder moet men hem de gevolgen doen zien wanneer hij zijn plicht doet of wanneer hij dezen verzaakt. Niet alleen de gevolgen, die daaruit voor hem zelf, maar ook die daaruit voor anderen en voor den dienst voortvloeien. Wanneer hij op die wijze besef van zijn plicht heeft gekregen, moeten we dit besef steeds levendig houden. Dit onderwijs is dus niet alleen recrutenonderricht, maar het moet doorloopend, periodiek, worden gegeven. Tegelijk dat we voor het levendig houden van het plichtsbesef zorgen, moeten we den man opwekken tot plichtsbetrachting. Men kan dit doen door op het gevoel te werken; dit niet om hem gedwee, dus lij delijk te maken, maar met het doel om zijn zelfvertrouwen op •te wekken. Men moet hem flink maken, zóó flink, dat hij den wil verkrijgt zijn plicht te doen, dat is hier dus de wil om on dergeschikt te zijn. Is die wil sterk genoeg in hem ontwikkeld, ■dan zal zijne ondergeschiktheid wel geen zelfverloochening wezen, maar toch voldoen aan alle eischen, die men in redelijkheid mag •stellen. Kon men met de opvoeding van het denk- en gevoelvermogen dat gedaan krijgen, dat een elk den wil bezit om ondergeschikt te zijn, nu, dan zou tucht overbodig, en in het leger zou geen krijgstucht behoeven te bestaan. Dit is echter niet het geval, 's Menschen wil is niet zóó gemakkelijk te buigen, ten minste doorgaans niet. Vandaar de afzonderlijke opvoeding, die er voor den wil of het wilvermogen bestaat. Kan men noch door geest drift, noch door plichtsgevoel ondergeschiktheid leeren, want geleerd moet dit worden dan, maar ook niet eerdermoet zij door tucht onderwezen worden. Reeds vroeger hadden we gelegenheid te zeggen, dat „tucht" van „leiden" dus „opvoeden" afkomt, en derhalve absoluut niets met „straf' te maken heeft. Om twee redenen wenschen we dit hier te herhalen. In de eerste plaats voor het recht begrip wan hetgeen hierna volgt, en in de tweede plaats om een nog

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 15