BESCHOUWINGEN OVER HET VUUR MET VOLLE PROJECTIELEN.
Eerste gedeelte.
De vragen, waarop het bij de leiding van het granaatvuur, welk
woord wij in deze verhandeling als gelijkstaande met aanslagvuur
zullen beschouwen, in hoofdzaak aankomt, zijn ten eerste of de
verkregen resultaten met de gebezigde opzethoogte correctie daar
van wenschelijk of noodzakelijk maken, en ten tweede, hoe groot
in het bevestigende geval die.correctiën behooren te zijn. De ant
woorden op deze vragen vormen datgene, wat men gewoon is de
schietregels te noemen. Deze moeten derhalve voor ieder geval,
dat zich kan voordoen, aangeven of men met ongewijzigde opzet
hoogte kan doorvuren en hoeveel men c. q. moet corrigeeren. Uit
de groote verscheidenheid, die men overal ten aanzien van deze
regels kan opmerken, blijkt echter terstond, dat er ten opzichte
van bedoelde vragen weinig eenstemmigheid heerscht, en dat zij
geheel naar de subjectieve inzichten van de samenstellers der
reglementen worden beantwoord. Te verwonderen is dit niet, aan
gezien omtrent deze aangelegenheid geene wiskundige theorie
bestaat, die verschil van meening buitensluit. Wel kan de waar
schijnlijkheidsrekening dienstbaar gemaakt worden voor het een
voudigste vuur, namelijk dat met één opzethoogte, eenige regels
te stellen, maar gelijk nader zal worden aangetoond, worden hare
formulen of niet begrepen of onjuist toegepast. Zoodra eenige
vraag echter betrekking heeft op de resultaten van twee of meer
opzethoogten in hun gezamenlijk verband beschouwd, zoo leidt
zij tot onoverkomelijke moeielijkheden, die theoretisch voor geene
oplossing vatbaar zijn.
Wil men nochtans hierbij een wiskundigen steun hebben en
eene oplossing verkrijgen, die weinig van de waarheid afwijkt,
dan blijft er slechts één middel over, namelijk het ontwerpen
van eene benaderingstheorie. De samenstelling daarvan is dan
ook het hoofddoel van deze studie. Wij zullen echter tevens,