4 altijd bij enkelen van ons bestaand verkeerd idee weg te nemenT als zoude het hier bedoelde woord „tucht" afkomstig zijn van „tuchtigen", en derhalve verwant wezen aan „tuchthuis". Ook ons „krijgstucht" heeft met „tuchtigen" niets te maken. Het beteekent eenvoudig opvoeding van het wilvermogen van den krijgsman. We zeiden zooeven, dat de opvoeding van het wil vermogen wel als cle opvoeding werd aangemerkt, en zoo is het ook hier. In dien zin hebben we onder „krijgstucht" de geheele opvoeding van den soldaat te verstaan. Of het soms door deze begripsaanduiding komt, dat bij ons vrijwel het ge heele denk- en gevoelvermogen genegeerd wordt, weten wij niet, maar een feit is het, dat we nog maar al te veel meenen, dat de geheele militaire opvoeding, of juister gezegd soldatenmakerijT zich concentreert in het ééne woord „krijgstucht". Wij hopen over het denk- en gevoelvermogen voldoende te hebben gezegd om te doen inzien, dat „krijgstucht" niet het geheele gebouw van onze opvoedkunde vertegenwoordigt; dat het alleen een hoeksteen, nog beter, een sluitsteen daarvan is. We behoeven er dan ook zeker niet op te wijzen hoe scheef en misvormd do militaire opvoeding er uit gaat zien, wanneer we nog bovendien meenen, dat die krijgstucht krijgstuclitiging beteekent! Dan krijgen we het regeeren door middel van straf alleen. Dat regeeren is dan drillen, en de straf is de chambrière, die het manegepaard in beweging houdt. Yerfoeielijke opvatting, die oorzaak is, dat menige goede kracht te loor gaatdie den mindere tot redeloos dier, en den meerdere tot temmer van dat dier verlaagt. Neen, gelukkig is de krijgstucht iets anders dan dat. We mogen klagen over het verouderde van onze wetten, maar onze krijgstucht is zeer goed omschreven, en zij is geheel in overeenstemming met hetgeen eene gezonde militaire opvoeding eischt. Alvorens verder te gaan kan het, om niet verkeerd begrepen te worden, mogelijk noodig zijn hier een kleine toelichting te geven. Wij spreken steeds over de opvoeding van den soldaat en geenszins over den dienst zelf. Dat die dienst geen redenee ren in bovenbedoelden geest toelaat is duidelijk. Indien den man in een bepaald geval een bepaalden last gegeven wordt, komt geen praten over geestdrift of plichtsbetrachting meer te pas. Dan moet hij het onderricht genoten hebben. Is dat on-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 16