168 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0,5 1,000 1,000 0,999 0,998 0,995 0,993 0,989 0,984 0,979 0,974 0,6 0,968 0,962 0,955 0,946 0,938 0,929 0,918 0,908 0,895 0,883 0,7 0,871 0,857 0,843 0,828 0,813 0,796 0,780 0,760 0,743 0,721 0,8 0,701 0,679 0,658 0,638 0,611 0,585 0,557 0,530 0,501 0,471 0,9 0,440 0,407 0,372 0,337 0,298 0,259 0,216 0,171 0,121 0,067 Om het gebruik van formule (11) door een voorbeeld toe te lichten zullen wij aannemen, dat men in een groep van 6 schoten 5 (-f-) en 1 heeft waargenomen, en dat gevraagd wordt hoe de kansen zich verhouden, dat het gemiddelde trefpunt in het doel ligt, dan wel op een afstand van 0,5 LS50 daarachter. Daar de noemer der breuk in beide gevallen gelijk is, behoeven wij daarop geen acht te slaan en kunnen wij volstaan met de bere kening van den teller. Ligt het gemiddelde trefpunt in het doel, dan is x of de kans van een (-fschot en 1x eveneens ter- wijl de waarde van e 9 p 1 is. De teller is dus gelijk aan (\6 5 Ligt daarentegen het gemiddelde trefpunt 0,5 L S50 achter het doel dan is x en 1 x Volgens de tabel is voor x 0,75 de waarde van e p p 9,796 zoodat de teller der breuk X 0,796 S is. Deelt men nu deze waarden op elkaar, dan blijkt het dat de laatste vrij nauw keurig 8 maal grooter is; men heeft dus driemaal meer kans, dat het gemiddelde trefpunt 0,5 LS50 achter, dan in het doel zal liggen. Stellen wij in (11) a en b beide 0, dan komt er voor de X

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 182