8 -
578). Er wordt te veel bevolen! Zooals een machine in gang
gezet wordt door 't openen van een kraan, zoo wil men 't ook
een mensch doen. Met „een troepenofficier" roepen ook wij
onzin Bij een bevel denkt ook de soldaat-mensch na, moet hij
zelfs nadenken, wil hij goed opvolgen, en wee dan, wanneer
blijkt, dat te veel door de vingers moet worden gezien, om
dat te veel bevolen wordt. Wij klagen, en met reden, dat
onze militaire wetten verouderd zijn, maar waar we er vol
strekt niet toe gedwongen worden, daar gaan wij deze wetten
toch nog op verouderde wijze toepassen. Onze krijgstucht is
voor de opvoeding van het wilvermogen goed omschreven, en
terecht is daarin het bevel genoemd. Zoodra aan het wilvermogen
iets hapert, moet er bevolen worden, eerder niet. Wij weten
nu wat we onder gebrek aan wil te verstaan hebben. Nala
tigheid en speelschheid zijn om iets te noemen evengoed gebre
ken van den wil als dit opzettelijke ongehoorzaamheid en moed
wil zijn; alleen de aard en de uitgebreidheid van het gebrek is
verschillend. Daar verder de krijgstucht geen tegenspraak duldt,
moet ook bevolen worden, wanneer die tegenspraak onmogelijk
mag en kan verwacht worden, dus in het gelid. Aangezien ten
allen tijde en overal de zaak boven personen gaat, moet verder
nog bevolen worden in die gevallen, waarin de belangen van den
dienst geschaad zouden worden, wanneer de opvolging niet on
middellijk geschiedde. Overigens behoort alles tot de opvoeding
van het denk- en gevoelvermogen. Om de jas van A schoon
te krijgen, hebben wij te zorgen, dat hij weet hoe hij moet
schoonmaken, en hebben wij hem op te wekken tot zijn plicht
om te zorgen, dat de jas schoon komt. Eerst als we weten, dat
gebrek aan wil in het spel is, dan moet het bevel volgen. Men
is mogelijk bevreesd, dat dit aanleiding geeft tot verslapping
van krijgstucht? Och, daarover sprekende is het gewoonte ge
worden groote woorden te gebruiken. Krijgstucht is de ziel van
het leger roept men. Zeker is zij dat, maar laten we er om den
ken, dat een 'krijgstucht, die de opvoedkunde verwaarloost, de
kanker is voor een leger. Wij moeten bedenken, dat het bevel
een noodzakelijk kwaad is. Dit kwade geeft evengoed aanleiding
tot verslapping van krijgstucht, wanneer er te veel, als wanneer
er te weinig gebruik van gemaakt wordt. Moesten wij echter