CAVALERIETACTIEK TEGEN DEN INLANDSCHEN VIJAND, ALS ANTWOORD OP HET OPSTEL VAN DEN HEER H. L. DENSE, 1® LEITENANT DER INFANTERIE. (5e afl. I. M. T. 1901.) Met een „Goed zoo, alweer de aandacht aan het wapen ge wijd en nog wel door een niet-cavalerist," begroette ik het opstel van den heer H. L. Bense, lcn luitenant der infanterie, voorkomende in de 5e afl. van dezen jaargang van dit tijdschrift. Daar moet het heen, immers dergelijke beschouwingen van de hand van niet tot het wapen der cavalerie behoorende officie ren, zijn voor ons cavaleristen, toch zeer zeker de beste bewij zen, dat er bij de andere wapens belangstelling voor ons ruiter- wapen blijft bestaan, een belangstelling, die toch alleen dan van voortdurenden aard kan zijn, indien het wapen teekenen van leven blijft geven, teekenen van dien aard, dat zij ook van hunne zijde eene nadere beschouwing waard blijken te zijn. Ook daarom aan den heer Bense mijn dank voor zijn arbeid en voor de door hem in onze ruiterij getoonde belangstelling. Slechts het wapen kan er wel bij varen, Dit op den voorgrond gesteld, volgde ik met belangstelling 's Heeren Bense's pennevrucht en dit vooral toen ik bemerkte, dat ook hij niet met den titel, door mij aan mijne brochure „Cavalerie tegen den inlandschen vijand" gegeven, kan mede gaan, omdat hij vermeent, dat de inhoud te veel gegrond is op mijne ondervinding alleen tegenover den Atjehschen vijand opgedaan en daarom niet in het algemeen tot richtsnoer voor het wapen kan dienen, indien het in eenig ander gedeelte van onzen archipel geroepen werd, om in verband met de andere wapens de eer onzer vlag hoog te houden. Immers het is toch van algemeene bekendheid, dat de vecht- wijze van den inlandschen vijand in onzen archipel menigmaal Dl. II, 1900. 14

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 219