209
.zelfs niet op onze verkenning, omdat onzerzijds, onder welke
omstandigheden ook, zij steeds ten doel zal hebben de uitge-
stiektheid der stelling uit te vorschen, kenbaar door de ligging
harer vleugels.
En daar voor eiken vleugel, onverschillig onder welke om
standigheden, één patrouille benoodigd is en er in de aangegeven
richting ook middels een vooruitgeschoven patrouille moet
worden opgerukt, totdat geschoten wordt, geldt dus ook voor
onze cavalerie
„Onverschillig het karakter en de wijze van oorlogvoeren van
„den inlandschen vijand zendt de verkennende cavalerie voor
.„de verkenning van nabij kleinere afdeelingen, patrouilles, in ver
schillende richtingen voorwaarts, ten einde de vereischte gege-
.„vens omtrent vijand en terrein te verkrijgen.
„En wat voor de cavalerie tegen dien vijand voor de richting
„naar voren geldt, geldt ook, hetzij gesloten, hetzij verspreid,
-„voor die naar de flanken en voor die in den rug."
Moge bovenstaande beschouwing den heer Bense en zijne
medestanders de overtuiging schenken, dat ook onze ruiterij
tegenover den inlandschen vijand in onzen archipel, slechts ééne
wijze van verkennen, slechts ééne wijze van optreden hetzij
.gesloten, hetzij verspreid - heeft, dan acht ik mij ruimschoots
beloond en is het wapen den heer Bense voor dit gedeelte van
zijn opstel grooten dank verschuldigd.
Uit het bovenstaande moet nu niet worden afgeleid, dat te
genover eiken inlandschen vijand even onversaagd kan worden-
opgerukthet tegendeel is waar, maar dit doet niets aan de wijze
wan optreden af.
Begrijpelijk toch is het, dat de verkennende cavalerie stouter
■voorwaarts kan rukken tegen een vijand slechts met voorlaad-
geweren en blanke wapens uitgerust, dan tegen een inlandschen
vijand van moderne vuurwapenen voorzien, hetgeen niet weg
neemt, dat een doortastend optreden onzer ruiterij tegenover
-een inlandschen vijand steeds en overal op den voorgrond moet
-staan. De vijand, wetende, dat wij hem van nabij kunnen berei-
.ken (of dit werkelijk kan, doet er niet toe, als hij het maar