212 „te succes behalen zal, diegebruik makende van de zwakheden der tegenpartijzich op het gunstige oogenblik van de ter zake voor beschreven tactische regelen iveet los te maken en op eigen initia tief weet te ageer en" wat m. i. door de cavalerie-oflicieren in de laatste jaren op Atjeh dan ook zeer goed is ingezien, maar hun toch nimmer aanleiding mag geven daarop, als goede tactiek voor hun wa pen, te blijven voortbouwen. Dergelijk optreden toch zouden zij, tegenover een vijand, die weet wat hij wil en dus nog niet uit elkaar geslagen is, duur moeten bekoopen, tot groot nadeel van het wapen zelf en wat meer zegt niet minder ten nadeele van het bij hen door die omstandigheden zoo hoog staand zelfvertrouwen. Men zij dus voorzichtig Daar wij tegenover den inlandschen vijand onze cavalerie niet op zeer grooten afstand voor de colonne uit mogen bezi gen, een wijze van gebruik trouwens, die onze getalsterkte toch niet toelaat noemde ik de cavalerie, die meer zelfstandig, niet gebonden aan de colonne, kan ageeren „zelfstandig verkennen de cavalerie", waarin niet opgesloten ligt, dat zij, evenals in Europa, maar vooruit kan rijden totdat zij stoot. Meen, haar wijze van optreden moet zijn om van terreinafscheiding tot terreinafscheiding, van terreinhindernis tot terreinhindernis voor uit te gaan, zonder daarbij het gezichtsverband met de infan terie te verliezen, alzoo een oordeelkundig vooruitgaan en niet een zoover naar voren hollen, dat de vijand zich achter de op rukkende cavalerie zou kunnen vastzetten om haar van haren terugtochtsweg af te snijden. En die terreinafscheidingen doen zich van zelf voor. Een cavalerie-aanvoerder die een goed oog op het terrein heeft, ziet voor zich uit al spoedig de punten, waarheen hij sprongsgewijze moet oprukken. Bovendien ligt in het woordje „zelfstandig" voor den cava- lerie-commandant nog opgesloten, dat hij rechtstreeks onder de bevelen staat van den colonne-commandant of bevelhebber, en bij gebruik van meerdere pelotons het aan hem staat, hoe die pelotons te gebruiken, b.v. bij vier pelotons: Zie noot bladzijde 46 mijner brochure.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 226