10 macht, dat we verplicht zijn te leeren, die macht menschkun- dig te gebruiken. En thans het antwoord op het tweede lid der vraagwanneer bevelen wij goed? Doen we dit reeds, wanneer we de zooeven besproken eischen voor het bevel in acht hebben genomen Nog niet geheel. Om goed te bevelen moeten wij op onze eigen per soonlijkheid letten, en is het niet onverschillig hoe de man over ons denkt, dus hoe hij ons beoordeelt. Reeds bij de opvoeding van het denk- en gevoelvermogen is dit van belang, maar bij de opvoeding van het wilvermogen niet minder. Het is voor de krijgstucht van veel waarde, dat de persoon, die bevolen wordt, goed denkt over den beveler. Toelichtingen zullen we wel achter wege kunnen laten omtrent datgene wat we hier onder „goed" verstaan, maar toch willen we nog een kleine aanwijzing geven. Bij de opvoeding van het denkvermogen waren we onderwijzer bij die van het gevoelvermogen waren we leiderhier bij die van het wilvermogen moeten we ons beschouwen als beschermer van den man. Dat we dit zijn, moet hij uit onzen geheelen omgang met hem kunnen bespeuren 't Woord sluit natuurlijk alle zwak heid uit. Een beschermer moet sterker zijn dan de beschermde. Ook hier al weer welwillendheid, die alpha en omega van alle opvoeding. Op het -bevel terugkomende, ook dit kan welwillend "gegeven worden. C'est le ton qui fait la musique. Er zijn meer deren, die nimmer behoeven te bevelen, die alles met gewoon zeggen kunnen afdoen, 't Zit maar in den toon van dat zeggen, en in den persoon door wien 't gezegd wordt. En deze meer deren, zij zijn de steunpilaren van de krijgstucht, en niet de tot verzet prikkelende bevelers. 3. Be onvermijdelijke bestraffing der geringste fout. Wat moet men hier onder „bestraffing" verstaan? Wij aar zelen niet hierop te antwoorden, dat dit geheel aan het oordeel van den bevoegde om te straffen wordt overgelaten. Wat deze denkt, dat voor hem, die de fout beging, als straf kan gelden, dat is de bestraffing hier door de wet bedoeld. Wijselijk heeft de wetgever het woord „bestraffing" en geen „straf" gebezigd. Had hij dit laatste gezegd, dan zouden we in het Reglement van Krijgs tucht slechts een paar bladzijden verder behoeven te gaan, om te kiezen welke van de daar voorgeschreven straffen op de begane fout

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 22