222 den generaal Steinmetz besluiten reeds na een half uur gemar cheerd te hebben het sein te geven tot den terugtocht. De begroeid heid van het terrein en de kans, dat bij een stuiten op den vijand daaruit verwarring zou ontstaan, vonden we als reden voor het terugkeeren opgegeven. Een zwak motief. Hoe zouden we ooit aan een zoo uitgebreid koloniaal bezit zijn gekomen, hoe de rust daarin kunnen hebben handhaven, als we alleen op open en effen terrein hadden weten te ageeren. Of onze verrichtingen na het vermeesteren van Badjoa van dien aard waren, dat den Boniërs ontzag voor onze wapenen was ingeboezemd, meenen we ernstig te mogen betwijfelen. Ook zij moeten den indruk hebben ge kregen, dat de Hollandsche troepen hen zeer duchtten. Na terugkeer in het bivak vond er eene bespreking plaats (Perelaer spreekt, vergissen we ons niet, van krijgsraad). Wat daarin verhandeld werd, weten we niet. We vragen ons even wel af of de toestand zoo ernstig was, dat de expeditie-comman dant zich gedwongen kon zien een deel der verantwoordelijk heid over te dragen op zijne korpschefs. Het vertrouwen in den chef kon door dat bewijs van gebrek aan zelfstandigheid niet stijgen. Daags na het wonderlijk snel terugkeeren naar het bivak werd gelast het openkappen van het terrein over eene breedte van 500 passen. De voordeelen daarin door generaal Steinmetz gezien, moeten wel groot geweest zijn om op te kunnen wegen tegen de nadeelen, die zich daaraan onvermijdelijk moesten verbinden. Het kappen van zulk een breeden weg mag dan ook wel eenig genoemd worden in onze krijgsgeschiedenis. Gelukkig zou door het onverwachte aftreden van den chef niet te veel tijd ver beuzeld worden met die werkzaamheden van twijfelachtig nut. Over het ongeluk den generaal Steinmetz den 19en overkomen, zullen we niet uitweiden en ons er slechts toe bepalen te wij zen op het onverantwoordelijke om zich zonder eenige dekking buiten de lijn der posten te wagen om een onderzoek in te stel len naar een smeulend vuurtje. Men zou toch mogen verwach ten, dat een generaal, commandant eener expeditie, zich met gewichtiger zaken had weten bezig te houden. Dat het aftreden van den generaal Steinmetz als chef der expeditie onder deze omstandigheden ongunstig moest werken

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 236