227
bij de 2e colonne had behooren te blijven; zij zou dan ter be
schikking van den opperbevelhebber, die zich bij die colonne
ophield, zijn geweest en door dezen op het gewenschte oogen-
blik daarheen gezonden hebben kunnen worden, waar zij volgens
het oordeel van dien chef 't meest noodig zou zijn geweest. Het
verdeelen der cavalerie over de drie colonnes keuren we dan ook
af, niet 't minst, omdat de geringe sterkte van die wapensoort
bij elk der colonnes aanwezig, een eenigszins zelfstandig optreden
onmogelijk maakte. Men houde hierbij vooral in het oog, dat
de vijandelijke ruiterij zoo wat betreft qualiteit als quantiteit
nog steeds overschat werd en men dus van het gebruik der
eigen cavalerie slechts dan gunstige resultaten zou mogen ver
wachten, als deze zoo sterk mogelijk kon optreden.
Omtrent de indeeling bij den marsch zij het volgende opgemerkt.
Daar men de colonnes in staat wilde stellen zoo noodig zelf
standig op te treden, zoude het aanbeveling hebben verdiend
ook de tweede, de hoofdcolonne, van genietroepen te voorzien.
De achterste colonne werd gesloten door een peloton mineurs,
een en tirailleur opgelost peloton van het 10e bataljon volgde.
AVenschelijk ware het geweest in stede van dat peloton mineurs,
eene gesloten afdeeling infanterie achter de mortieren te laten
marcheeren.
Dat in de tweede-hoofdcolonne de ambulance en de koelietrein
de aitillerie voorafgingen was o. i. niet oordeelkundig geregeld.
Voo] al bij het doortrekken van minder breede passages had die
regeling aanleiding kunnen geven tot het tijdelijk tot werke
loosheid doemen dier artillerie.
Met de indeeling van twee houwitsers bij de voorste colonne
kunnen we ons wel vereenigen; wellicht zouden echter een paar
mortieren ter wille van de snelheid van den marsch te verkie
zen zijn geweest.
Waarom de voorste gesloten afdeeling der voorste colonne een
peloton der landingsdivisie moest zijn, is ons niet duidelijk, vooral
niet als het niet in de bedoeling lag haar aanstonds in het vuur
te brengen, zooals blijkbaar den 28en het geval was. Immers,
toen door eene compagnie van het 10® bataljon de traversen
tusschen Maloë en Tjiloë genomen waren en men in het mid
den van kampong Maloë versterking noodig had, kreeg een com-