280 -
den namiddag naar Badjoa terug om zoo spoedig mogelijk over
te gaan tot het oprichten van eene versterking.
De gevolgen van het aannemen dezer zuiver passieve houding
konden niet uitblijven. De Boniërs verademden, hun moed
keerde terug, de troepen, dag aan dag koeliewerk moetende ver
richten, werden terneergeslagen en niet lang duurde het of de
Boniërs maakten zich op naar de grenzen van ons gebied en
bedreigden onze vestigingen ter Zuid- en ter Westkust.
Hoe geheel anders had het gegaan kunnen zijn indien we in
Boni gebleven waren, van daar uit excursiën hadden gemaakt
in verschillende richtingen en inmiddels den bentingbouw te
Badjoa als eene vestiging in Boni dan volstrekt uitgesloten
was met kracht hadden begonnen en voortgezet.
Voorzeker mogen de zware regens aangemerkt worden als in
vloed te hebben gehad op de voortzetting der operatiën, maar
of zij bepaald tot werkeloosheid dwongen valt te betwijfelen-
In 1825 zag de generaal van Geen zich door den regenmoesson
gedwongen de kust te verlaten, maar deze kon hem niet beletten
den overste Le Bron de Vexela met eene sterke colonne dwars
door het land naar Maros te laten marcheeren. Vier en dertig
jaren later zocht men juist de kust op, offerde tal van menschen-
levens op om er eene versterking op te richten en vermeed zorg
vuldig een kijkje te nemen in het binnenland.
Met de ondervinding, zoo vaak ip onze Indische oorlogen op
gedaan, voor oogen, dat de inlandsche vijand, met voorbijzien
van redenen, die ons alleszins verklaarbaar voorkomen, in wer
keloosheid onzerzijds steeds wil zien vrees dan wel zwakheid,
verdient het afkeuring, dat men zich destijds tevreden stelde met
het innemen van Boni. Dit zou slechts dan voldoende zijn ge
weest, indien onmiddellijk na dat wapenfeit de troepen waren
ingescheept en de Bonische kust verlaten hadden. Nu echter
het bouwen van een benteng de expeditionnaire macht aan het
vijandelijk gebied bond, mocht men er niet mede volstaan hebben.
Blijvende bezetting der hoofdplaats, het onophoudelijk maken van
grootere en kleinere excursiën zouden o. i. geleid hebben tot vol
slagen ontmoediging. Dat was het middel om den bentingbouw
ongestoord te doen plaats hebben.
Behalve een tocht op den 7en Maart naar eenige kampongs in