ANTWOORD OP „EENIGE OPMERKINGEN OVER: „EEN
ONTAVERP VAN NIEUW MATERIEEL VOOR
DE BEREDEN ARTILLERIE.""
(I. M. T. 1901 bh. 283).
Tengevolge van mijn verblijf in Europa en vele en velerlei
bezigheden kwam ik niet dan zeer laat in de gelegenheid de
opmerkingen van den heer Holle op blz. 283 van den loopenden
jaargang te beantwoorden. Zoowel de Redactie, die zoo wel
willend was mij een overdruk van het desbetreffende artikel
toe te zenden, als den heer Holle betuig ik hierover mijn
leedwezen; laatstgenoemde ben ik ook dank verschuldigd voor
de aandacht, welke hij aan mijn artikel heeft willen geven.
Ik zal zijne opmerkingen hieronder één voor één beantwoorden.
Gewicht van liet veldstuk. Een veldstuk is een compromis
tusschen twee uiteenloopende eischen, met name uitwerking en
beweegbaarheid. Ik blijf er bij, dat 1100 K.G. voor ons paar-
denmateriaal niet te zwaar is en dit grond ik niet op de marschen
heen en weer naar het schietkamp, doch op hetgeen ik zelf
gedurende mijn diensttijd bij de veldartillerie in drogen en natten
tijd heb gezien. De mogelijkheid bestaat, dat in andere deelen
van Java, dan waar ik toen was, de gesteldheid der wegen
minder is; in dat geval blijft m.i. niets anders over dan het
aanschaffen van „paarden, die meer massa in het tuig kunnen
zetten."
Ik meen hier eene opmerking te mogen maken omtrent het
overdrijven van de eischen aan de beweegbaarheid van het
veldmaterieel te stellen. De veldartillerie toch beweegt zich
in stap langs de wegen in onmiddellijk verband met de infanterie
alleen wanneer zij in batterij wil komen, zal zij den gang ver
snellen om het hoofd der marschcolonne te bereiken, zij zal
daartoe de wegen moeten verlaten en in enkele gevallen ook