18 heele soldatenleven door. Daarom kunnen noch mogen wij straf fen opleggen, zooals bij de rechterlijke lichamen worden uitge sproken. Daar moge nog de vergeldingstheorie van het Recht invloed uitoefenen; wij, opvoeders van den man, zijn slechts voor wat de discipline betreft, gerechtigd tot het opleggen van straf fen, die tot verbetering leiden, en die vooral geen oorzaak mogen zijn, dat wij de achting of het vertrouwen van den man er mede verspelen, 't Is zeer gemakkelijk achting en eerbied in te boezemen, wanneer men maar steeds kan beloonen, maar hoogst moeielijk wordt dit, wanneer men ook moet straffen. Veel woorden hel pen hier niets. Een nrensch blijft een nrensch. Een fuselier, die door ons met zooveel dagen politiekamer gestraft wordt, voelt iets in zich, dat naar wrok zweemt. Dat gevoel zal blijven be staan wanneer hij zonder veel inspanning het verband niet kan vatten tusschen zijne fout en onze straf; maar dit gevoel verandert in ontevredenheid op zich zelf, wanneer hij dit ver band goed inziet. En dit moet de straf uitwerken. De man moet ontevreden op zich zelf worden, want dit leidt tot ver betering. Alsdan zal ook onze straf, zij moge zelfs zwaar, streng zijn, geenerlei invloed hebben op de achting of sympathie, die hij ons als meerdere overigens toedraagt. Wij spraken zooeven er van, dat bij rechterlijke lichamen de vergeldingstheorie nog invloed uitoefent, maar ook in de rechts wetenschap is reeds lang een zwenking naar meer opvoedkun dige theorieën te bespeuren. Ook daarin gaat men meer en meer van de grondidee uit, dat misdadigers (moreele zieken) verbe tering (verpleging) behoeven. Wij zijn niet bevoegd om het ware en goede, dat in deze beschouwing der zaak opgesloten ligt, te bespreken, maar wenschen van dit veranderde inzicht melding te maken, omdat het ons als leden van een krijgsraad niet onverschillig mag laten. De officier van gezondheid Anschütz heeft in een werkje over de Militaire gevangenis te Tjimahi, het militair strafstelsel be schouwd, in verband met crimineel-anthropologische en psychia trische onderzoekingen, dat zeker door ons als rechters gelezen moet worden. In dat werkje komt ook een betoog voor omtrent ons straffen wegens dronkenschap. De schrijver zegt, en wij zeggen het hem van ganscher harte na, dat wij het beschonken

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 30