19
zijn verkeerd straffen, omdat we het euvel zelf niet bestrijden.
Daarom wordt door hem voorgesteld misbruik van sterken drank
te verbeteren (straffen) middels een onthoudingskuur. Afgeschei
den er van^of deze straf in de practijk uitvoerbaar is, willen -
ook wij constateeren, dat deze onthoudingskuur alleen de ratio-
neele straf voor dronkenschap is, daar zij, de kuur, in causaal
verband staat met de begane fout of overtreding.
We roerden daar eene quaestie aan, die nader moet worden
toegelichtis het practisch uitvoerbaar om de straf zoodanig te
bepalen, dat deze als een natuurlijk iets uit de begane fout voort
vloeit. Helaas, wij moeten toegeven, dikwijls niet. Veelal ver
zet de ons voorgeschreven lijst van straffen, die we niet met
eenige anderen mogen verrijken, zich hiertegen, veelal ook zijn
de omstandigheden van dien aard, dat onmogelijk een in verband
hiermede staande straf door ons kan worden opgelegd. Maar dit
doet natuurlijk aan de wenschelijkheid niets af. Wordt deze slechts
ingezien, zoo zal het plicht zijn om voortaan, waar mogelijk, die
straf te bepalen, die oorzakelijk uit de overtreding zelf voortvloeit.
Wij willen thans nog even terugkomen op hetgeen we straks
zeiden omtrent traagheid en achteloosheid bij de oefeningen.
Wij merkten toen op, dat deze wilsgebreken wellicht niet kun
nen voorkomen, wanneer het onderwijs in allen deele goed is.
I-Iet is onze vaste overtuiging, dat traagheid en achteloosheid
van den man, in 90 °/0 van de gevallen beteekent: gebrek aan
levendigheid en feu sacré bij den onderwijzer. Maar behalve dat
durven we beweren, dat alle overtredingen van den man, in al-
gemeenen zin, indirect uitvloeisels zijn van onze eigen gebreken,
't Zij deze in ons persoon, 't zij deze in ons optreden, 't zij deze
in de toepassing van onze opvoedkundige beginselen gelegen zijn,
dit doet er niet toe, maar elke fout, door den man begaan, is
voor ons een verwijt, dat wij nog tekortschieten in 't voorkomen
van die fout. Dit neemt natuurlijk niet weg, dat de man schuldig-
is. Hij moet lijdelijk gehoorzamen waarover straks en de
dienst wordt geschaad, wanneer hij fouten begaat. Maar door
die fouten worden wij als meerdere in stilte aangeklaagd. Boven
was de onderwijzer de indirect schuldige van de traagheid en
achteloosheidbij eene compagnie, waar de minderen veel fouten
begaan, zijn dit de officieren en het kader, maar de officieren,