voor Indië bestemde cadetten in Nederland gedeeltelijk aan
Indische officieren opdraagt.
Het bezwaar, dat de in Indië voor het Nederlandsche leger
opgeleide officieren zich aldaar den eersten tijd in hunne nieuwe
omgeving zullen hebben in te werken, geldt in nog hoogere mate
ten opzichte van de in Nederland opgeleide officieren van het
Indische leger en waar men vroeger dacht: „dat is voor Indië
zoo erg niet," zal men er tegenwoordig nu de wereldgeschie
denis leert, dat de sleutels van deze gewesten niet langer in de
stelling van Amsterdam bewaard worden, niet zoo licht meer
over mogen denken.
Dat de élèves niet zullen ontbreken, vermeen ik te hebben
aangetoonddat goede onderwijskrachten te krijgen zijn, valt niet
te betwijfelen, dus:
eene goede opleidingsschool voor officieren van alle wapens in
Indië is mogelijk.
Thans genaderd zijnde aan de beschouwingen omtrent het
financieel wenschelijke van de opleiding in Indië, stel ik voorop,
dat ik hiermede bedoel de vraag, of de voordeelen verbonden
aan de door mij verdedigde opleidingsschool in Indië op zullen
wegen tegen de jaarlijks terugkeerende uitgaven, die de natie
zich daarvoor zal moeten getroosten.
Zonder, wegens het onvruchtbare van het daaraan verbonden
werk, in details te willen nagaan wat zulk eene school zou
kosten, teeken ik reeds dadelijk aan, dat eene splitsing in 2
inrichtingen, zooals in Nederland de cadettenschool en de aca
demie, mij niet noodig voorkomt. De geheele opleiding kan in
één hand vereenigd worden, terwijl in verband met het zooveel
kleiner getal leerlingen er hoogst waarschijnlijk ook wel een
middel zal te vinden zijn om zonder eenige of met een zeer
geringe uitbreiding van het aan de ter plaatse bestaande Hoo
gere Burgerschool met 5 jarigen cursus verbonden leeraarsper -
soneel in de behoefte van het onderwijs in de niet militaire
vakken te voorzien.
Wordt de staf van die inrichting dus reeds zooveel minder
kostbaar dan die van beide inrichtingen in Nederland, voor de
burgerleeraren zal met eene traktementsvermeerdering (dus geen