343 De majoor Staring, die met eene colonne van Boelekomba naar Sindjai oprukte, werd daar den 23en 's avonds verwacht en zou van zijn aankomst doen blijken door het afgeven van drie kanonschoten. Toen dat sein op den afgesproken tijd niet op de schepen ter reede van Sindjaï gehoord was geworden, ging van Swieten 's anderen daags tot den aanval over, zonder op de mede werking van Staring te wachten. Er was nu eenmaal uitgemaakt, dat de aanval den 24en November zou geschieden en van Swieten vond in het uitblijven der colonne Staring geen reden om van zijn plan af te wijken, al speet het hem dien troep daardoor te moeten teleurstellen. Toch bestond er voor van Swieten niet dien sterken prikkel den gevreesden regenmoesson om haast te maken als de chef der expeditie in 1859 had. Hier was het de wil om zich strikt te houden aan het operatieplan, die de handelingen van den bevelhebber beheerschte en dank zij dien wil werd Boni op afdoende wijze geslagen. Zooals boven reeds vermeld werd, kreeg de majoor Staring het bevel over eene colonne, die van Boelekomba moest oprukken naar Sindjaï, derhalve door Kadjang en Balang-Nipa. Die tocht deed al dadelijk den vijand zien, dat we niet schroomden de kust voor het binnenland te verlaten terwijl verder het installeeren van Aroe Palakka als heer dezer landen een daad van politiek beleid genoemd mag worden. A. Palakka had daardoor reeds onmiddellijk verplichting aan het Gouvernement, de bevolking •der beide districten en van Boni werd het duidelijk, dat wij de macht hadden juist te handelen naar ons goeddacht. Deze tegen Boni's vorstin krasse maatregel moest indruk maken en heeft niet nagelaten van vijanden, weifelaars, daarna bondgenooten te maken. De tocht van den majoor Staring is eene nadere bespreking overwaard, omdat daarbij gebruik is gemaakt van hulptroepen. .Zooals bekend wordt ondersteld, was dit bij de vorige expeditie niet het geval, hoewel de kolonel Waleson getracht heeft 500 man van Bonthain aan zijne macht toe te voegen. Hoewel de gevechtswaarde dier hulptroepen gering was, zijn :zij ons toch zeer nuttig geweest tot het beveiligen van rug en flanken en tot het doorzoeken van het terrein, waardoor de taak ■der geregelde troepen verlicht kon worden. Bovendien wierp de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1901 | | pagina 359